Door: Leen
Datum: 01-08-2025 | Cijfer: 9 | Gelezen: 139
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 50 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Cowgirl, Creampie, Hotel, Kleine Borsten, Neuken, Parijs,
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 50 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Cowgirl, Creampie, Hotel, Kleine Borsten, Neuken, Parijs,
Vervolg op: Het Satorvierkant - 16: Stad Van Verloren Zielen
De Hemel Boven Parijs
9 januari 2015 - Parijs
De eerste, grijze flarden van de ochtend dringen door het vuile raam van de hotelkamer. Ik word wakker, niet langzaam en loom, maar met een schok. Mijn nek is stijf van het slapen in de ongemakkelijke zetel en een klamme, onrustige kou plakt aan mijn huid. Een moment lang ben ik gedesoriënteerd, de gebeurtenissen op het kerkhof voelen aan als een koortsdroom. Dan hoor ik haar stem, een zachte, gespannen fluistering die de stille kamer vult. "Ik heb het amulet gevonden, oma. Maar er is wel een probleem."
Mijn ogen schieten verschrikt open. De woorden zijn een blikseminslag in de nevelen van mijn slaap. In een fractie van een seconde ben ik klaarwakker, elke zenuw in mijn lichaam staat op scherp. De bevestiging. De woorden van de Zwarte Weduwe waren geen leugen, geen manipulatie. Het was de kille, harde waarheid. Een wilde, verraderlijke woede welt in me op. Ik onderdruk de neiging om op te springen, de kamer te doorkruisen en haar mijn gedacht te zeggen, haar vast te grijpen en de waarheid uit haar te schudden. In plaats daarvan sluit ik weer mijn ogen. Ik laat mijn hoofd iets opzij zakken, mijn ademhaling wordt langzaam en regelmatig. Ik doe alsof ik slaap, en ik luister. Ik luister naar de conversatie die zich vlak voor me afspeelt en die mijn leven kan bepalen.
Haar stem is nu nog zachter, alsof ze bang is mij te wekken. Ze klinkt warm, bijna verdedigend. "Nee, hij is niet wat je denkt... Het is een schat van een man, oma, echt waar. Je moet hem leren kennen. Hij is... gecompliceerd." Er volgt een pauze, waarin ik me voorstel dat haar grootmoeder aan de andere kant van de lijn haar de levieten leest. "Wat bedoel je? Wacht even..." Ik hoor geritsel, het geluid van de lakens die worden teruggeslagen. Ze werpt een snelle, voorzichtige blik mijn kant op, maar mijn gezicht blijft onbewogen. Gerustgesteld staat ze op. Ik hoor het zachte geluid van haar blote voeten op de houten vloer, gevolgd door de klik van de badkamerdeur die zachtjes in het slot valt.
De stilte die volgt is ondraaglijk. De drang om te weten is een fysieke honger, een ondraaglijke jeuk. Ik kom overeind, mijn bewegingen zijn stil en doelbewust, de tred van een jager. Ik steek de kamer over en leg mijn oor tegen het koude, geverfde hout van de deur. Ik voel me een lafaard, een verrader die haar prille, herwonnen vertrouwen beschaamt, maar de woorden van de Weduwe en de paniek in mijn eigen hart laten me geen andere keuze.
Marie fluistert, maar niet bepaald zachtjes. De badkamer is klein en de klanken weerkaatsen. Hier en daar vang ik flarden van het gesprek op, losse puzzelstukjes die een gruwelijk beeld beginnen te vormen.
"...niet zo eenvoudig... Hij heeft het nu, oma... Nee, hij weet niet wat het is..." Mijn hart bonkt in mijn keel. Ze praat over mij. Over het amulet.
Dan wordt de stem van haar grootmoeder blijkbaar scherper, want de toon van Marie verandert. Ze klinkt nu defensief, geschokt. "Wat? Het amulet stelen en naar je toe komen? Maar hoe...?"
Mijn bloed wordt ijs. Stelen. De gedachte alleen al, na onze verzoening, na de kus...
Ik hoor een lange, onverstaanbare woordenstroom van haar kant, en dan een plotselinge, scherpe inademing. "Nee! Dat kan ik niet doen! Hem vermoorden met een mes? Oma, ben je gek geworden?!"
De woorden treffen me als een vuistslag in mijn maag. De lucht wordt uit mijn longen geperst en ik deins een stap achteruit van de deur, mijn hand schiet naar mijn mond om een kreet te onderdrukken. Hem vermoorden. Met een mes. Heb ik me vergist? Heb ik het verkeerd gehoord? De woorden echoën in de stilte van mijn hoofd, absurd en afschuwelijk. De vrouw die ik in mijn armen hield, die ik heb gekust, de vrouw voor wie ik bereid was alles te riskeren... Ik dwing mezelf om weer te luisteren, mijn oor opnieuw tegen de deur gedrukt. Ik hoor Marie diep ademhalen, een snikkend, onregelmatig geluid. Ze zegt een hele poos niets. De stilte is nog erger dan de woorden. Dan hoor ik haar weer, haar stem is nu een gebroken, verslagen fluistering.
"Waarom?... Ja, ik begrijp het... maar... Oké. Ik bel je nog."
De verbinding wordt verbroken. Ik hoor een zachte snik, het geluid van een hand die hard tegen een mond wordt gedrukt. Ik struikel achteruit, weg van de deur, en zak weer neer in de zetel, net op tijd.
De badkamerdeur gaat open en in de schemering van de ochtend zie ik haar silhouet. Ze beweegt zich zachtjes door de kamer, haar blote voeten maken geen geluid op de houten vloer. Ik houd mijn adem in, mijn spieren gespannen onder het dunne dekentje, mijn hart een zware, verraderlijke trom in mijn borstkas. Ze komt naast de zetel zitten waar ik lig. De zitting zakt een beetje in onder haar gewicht. Ik ruik de frisse, zuivere geur van zeep en vochtige huid. Dan voel ik het, een aanraking die me doet verstijven. Haar hand, koel en zacht, aait over mijn warrige haar, en dan over mijn wang. Het is een teder, liefdevol gebaar dat in schril contrast staat met de gruwelijke woorden die ik haar zojuist heb horen bespreken. Ze buigt zich voorover en haar lippen drukken een zachte kus op mijn voorhoofd. Judas, schiet het door me heen. Een brandmerk van ijskoud verraad.
"Schatje, slaap je nog?" vraagt ze, haar stem is een zachte, warme fluistering. Ik dwing mezelf om een slaperig kreuntje te produceren. Ik draai me langzaam naar haar toe, rek me overdreven uit, en open dan mijn ogen, alsof ik uit een diepe slaap ontwaak. Ik kijk recht in haar helderblauwe ogen. Ze glimlacht naar me, een stralende, onschuldige glimlach die haar hele gezicht verlicht. Ze doet alsof er niets gebeurd is. Alsof ze niet zojuist aan de telefoon heeft gediscussieerd over de mogelijkheid van mijn moord.
Een vreemde, onkenbare meid. De gedachte is een giftige pijl. Zou ze me echt dood willen? Terwijl ik naar haar beeldschone, lachende gezicht kijk, begint het achter mijn voorhoofd te broeien. Een intense hitte stijgt op, dringt door mijn poriën naar buiten en legt een vochtige, klamme waas over mijn gezicht. Het zweet breekt me uit, een fysieke reactie op de leugen die voor me zit. "Hey, schone slaper, ben je eindelijk wakker?" lacht ze, volkomen onbewust van de storm die in mij woedt. Ze buigt voorover en kust me op mijn mond. Een snelle, zoete kus. Ze draagt alleen een van mijn T-shirts, een kledingstuk dat haar tot halverwege haar dijen komt. Op de voorkant staat een vage, versleten afbeelding van een meisjesgezicht. Het meisje op het shirt drukt een vinger tegen haar lippen, in een universeel gebaar voor stilte. Sssst. Een wrede, perfecte ironie.
"Hey liefje," antwoord ik. Ik concentreer me met elke vezel in mijn lijf om mijn stem zo normaal, zo slaperig mogelijk te laten klinken. "Heb je wat kunnen slapen?" Marie schudt haar hoofd, de glimlach verdwijnt en maakt plaats voor een zweem van vermoeidheid.
"Mijn schuld?" vraag ik, en ik test haar, peil haar reactie.
Ze ontwijkt mijn blik. "Het is een rare week geweest," zegt ze vaag.
Een beetje ongemakkelijk kijken we elkaar aan. De stilte is geladen met alles wat we niet zeggen. Dan steek ik mijn hand uit, een vredesoffer, een val. Ze aarzelt een fractie van een seconde, en pakt dan mijn hand vast. Haar vingers zijn koud, maar haar greep is stevig.
"Sorry van gisteren, liefje," doorbreek ik de stilte. Mijn stem klinkt ruw in mijn eigen oren. Ze kijkt op, haar ogen zijn nog steeds poelen van een verdriet dat ik maar al te goed herken. Ze wil iets zeggen, waarschijnlijk haar eigen verontschuldiging aanbieden, maar ik schud mijn hoofd en leg een vinger op haar lippen. "Nee," zeg ik zacht. "Laat mij eerst. Ik ben jou een verontschuldiging schuldig die dieper gaat dan je denkt." Ik haal diep adem, dit is moeilijk. "Toen we daar stonden, op het kerkhof... De Zwarte Weduwe, ze toonde me een keuze. Een afschuwelijke, onmogelijke keuze." Ik kijk haar recht aan, ik wil dat ze de volledige, lelijke waarheid in mijn ogen ziet. "Ze gaf me de kans om jou te ruilen... voor Barbara. En ik moet eerlijk zijn, Marie. Heel even... een verschrikkelijk moment lang, wankelde ik. Ik overwoog het."
Ik zie hoe de kleur uit haar wangen wegtrekt. De angst van gisteren keert terug in haar blik, maar nu is het anders. Het is geen paniek meer, maar een gekwetst, pijnlijk begrip. Ze had dus gelijk gehad om bang voor me te zijn. Ik was op dat moment de wolf voor haar deur. "Je had alle reden om me niet te vertrouwen," ga ik verder, mijn stem is nu een hese fluistering. "Maar ik wil dat je weet dat ik mijn keuze heb gemaakt. Daar, in het aangezicht van die duisternis, heb ik voor jou gekozen. Ik sta aan jouw kant. Wat er ook gebeurt." Ze slaakt een diepe, bevende zucht. "Ik was doodsbang," fluistert ze, en ik begrijp nu dat ze het niet alleen over de geesten en de magie had, maar ook over de duisternis die ze in mij zag.
Een stilte valt tussen ons, zwaar van de onuitgesproken woorden en de bekentenis die ik zojuist heb gedaan. Ik zie hoe ze die informatie verwerkt, hoe haar schouders een beetje ontspannen. Ze gelooft me. "En nu?" vraag ik zacht, mijn duim streelt over de rug van haar hand. "Ben je nog steeds bang?" Ze aarzelt, haar blik dwaalt af naar een onzichtbaar punt in de kamer. "Ik weet het niet," geeft ze toe. "Het is allemaal zo... verwarrend. Ik ben niet meer bang voor jou, denk ik. Maar de hele situatie..."
"Gisteren was jij degene die bang moest zijn," zeg ik peinzend, meer tegen mezelf dan tegen haar. "Bang voor wat ik zou kunnen beslissen. De ironie is dat de rollen nu lijken te zijn omgedraaid." Ze kijkt me fronsend aan, haar hoofd een beetje schuin. "Hoezo? Waarvoor zou jij nu bang moeten zijn?" Dit is het moment. Ik kijk haar recht aan, mijn blik is nu serieus, de tederheid heeft plaatsgemaakt voor een grimmige ernst. "Voor je grootmoeder, bijvoorbeeld. Ik denk niet dat ze blij was toen je haar belde."
Haar reactie is onmiddellijk en veelzeggend. Ze verstijft alsof ze een elektrische schok krijgt. Haar ogen worden groot van schrik en ze trekt haar hand los uit de mijne. De waarheid daalt als een ijskoude steen op haar neer. "Wat... wat heb je allemaal gehoord?" fluistert ze, haar stem is hees van de schok. "Genoeg," antwoord ik kalm, hoewel mijn hart in mijn keel bonkt. Ik laat een korte, veelbetekenende pauze vallen. "Genoeg om te weten dat dat je oma het amulet wil." Ze knikt langzaam, haar ogen vullen zich opnieuw met tranen, maar dit keer van een andere soort. Het is de tranen van iemand die een ondraaglijk geheim moet opbiechten.
"Mijn grootmoeder..." begint ze, haar stem breekt. "Ze is... woedend. Ze wil dat ik het amulet terugbreng."
"Dat kan," zeg ik voorzichtig. "Ik kan het je geven."
"Nee, je begrijpt het niet."
"Vertel me wat het probleem is, Marie," zeg ik, mijn stem is nu harder, dringender.
Ze barst in tranen uit, een plotselinge, wanhopige waterval van verdriet en angst. "Ze wil niet alleen het amulet!" snikt ze. "Ze zegt... ze zegt dat jij het hebt ontheiligd door het aan te raken! Dat jij nu de drager bent en dat de enige manier om de lijn te herstellen..." Ze kan de zin niet afmaken, ze stikt in haar eigen snikken.
Ik trek haar tegen me aan, mijn hart is een koude, zware steen in mijn borstkas. Ik voel haar trillende lichaam, hoor haar hartverscheurende snikken, en de bizarre, tragische ironie van onze situatie daalt in alle hevigheid op me neer. Ik druk mijn lippen tegen haar haar en fluister, mijn stem is laag en vol van een duistere, vermoeide berusting. "Een vreemde speling van het lot, vind je niet? Gisteren was ik de man met de duistere gedachten, de wolf waarvoor jij moest vluchten. De ironie is dat de rollen nu lijken te zijn omgedraaid.” Ze begraaft haar gezicht in mijn borst, haar lichaam schokt door haar diepe, hartverscheurende gesnik. Ik aai haar afwezig over haar hoofd, mijn geest is een storm van tegenstrijdige gedachten. "En wat wil jij?" fluister ik, mijn stem is laag en gevaarlijk, vlak bij haar oor. "Wat wil jij, Marie?" Ik laat de vraag even hangen, en voeg er dan de kern van mijn eigen angst aan toe. "Moet ik bang zijn voor het mes in je hand wanneer ik slaap?"
De vraag hangt tussen ons in, koud en scherp als een getrokken mes. Ik zie hoe de woorden haar treffen. Ze verstijft in mijn armen en haar ogen worden groot, niet van angst dit keer, maar van puur, gekwetst ongeloof. Ze trekt zich met een ruk los uit mijn omhelzing, alsof mijn aanraking haar plotseling brandt. "Wat?" fluistert ze, haar stem is een en al verbijstering. "Dat jij... dat jij denkt dat ik..." Ze kan de zin niet afmaken, verstikt door de implicatie. De gedachte dat ik, na alles wat er tussen ons is gebeurd, haar werkelijk in staat acht tot een dergelijke daad, is voor haar een diepere wond dan welke dreiging van haar grootmoeder dan ook. "Hoe kun je dat zelfs maar vragen?" zegt ze, en nu is er een trillende woede in haar stem, gericht op mij, op mijn wantrouwen. Ze kijkt me recht aan, haar borstkas gaat hevig op en neer. "Van mij," zegt ze, en elk woord is een eed, "heb je niets te vrezen, Wolf. Nooit."
De absolute overtuiging waarmee ze spreekt, doorbreekt een deel van de ijskoude angst in mijn hart. Ze meent het. Maar terwijl ze mijn blik vasthoudt, zie ik hoe de gekwetste woede in haar ogen plaatsmaakt voor een andere, nog fellere razernij. Een woede gericht op de persoon die deze afschuwelijke vraag überhaupt noodzakelijk heeft gemaakt. De persoon die haar in deze onmogelijke positie heeft gebracht. "Maar zij..." sist ze, haar hele lichaam trilt nu van ingehouden furie. "Die vrouw... die zichzelf mijn grootmoeder noemt en die me dit durft te bevelen... die mij dwingt te kiezen en jou dwingt dit van mij te denken..." Haar gezicht vertrekt in een grimas van pure walging en verdriet. "Ze mag wat mij betreft branden in de hel," zegt ze schor, haar stem vol venijn. De woorden zijn een gewelddadige, desperate uitbarsting. Ze klampt zich vast aan mijn T-shirt en ze trekt me tegen haar aan alsof ze bang is dat ik zal verdwijnen. De woede, zo fel en plotseling, ebt onmiddellijk weg en maakt plaats voor een golf van pure, kinderlijke wanhoop. De tranen die ze had ingehouden, stromen nu ongehinderd over haar wangen.
"Oh... mijn hemel..." snikt ze, haar gezicht begraven in mijn borst. "Oma is alles wat ik heb. De enige familie die me is overgebleven. Ik weet niet wat ik moet doen, Wolf. Het houdt nooit op. Het stopt nooit. En ik kan er niet meer tegen."
"Stil maar," sus ik, mijn hand streelt zachtjes over haar schokkende rug. "We komen er wel uit, wij tweetjes. Ik beloof het je." Maar mijn woorden zijn slechts een zwakke dam tegen de vloedgolf die nu losbarst. Alle ellende van de afgelopen dagen lijkt zich te hebben samengepakt in één immense, genadeloze golf die haar nu volledig overspoelt. Ze barst opnieuw in tranen uit, het snikken komt met diepe, rauwe uithalen die door haar hele lichaam echoën. Het is het geluid van een ziel die breekt.
Ik verspil geen tijd meer met praten. Woorden zijn nu nutteloos. Ik sla mijn armen steviger om haar heen en trek haar dicht tegen mijn borst, haar hoofd ondersteunend. Ik probeer niet langer tot haar door te dringen, haar te kalmeren, maar laat de storm simpelweg uitrazen. Ik ben haar anker, de stille, onbeweeglijke rots in haar kolkende zee van verdriet. Ik voel haar tranen door de stof van mijn t-shirt heen sijpelen, warm op mijn huid, en ik houd haar vast tot de diepe, schokkende snikken overgaan in een trillend, hijgend ademhalen.
Wanneer ze een beetje tot bedaren komt, neem ik zachtjes haar gezicht tussen mijn handen, mijn duimen vegen de laatste tranen van haar wangen. Haar huid is zacht en klam. "Luister," zeg ik ernstig, en ik wacht tot haar betraande, wazige ogen de mijne vinden. "Onthou wat ik nu zeg. Je staat er niet alleen voor. Niet meer." Ik kijk haar diep aan, en ik leg een eed af, niet met grote woorden, maar met de onwrikbare overtuiging in mijn stem. "Wat er ook gebeurt, we doen dit samen. Ik laat jou niet vallen. En jij laat mij niet vallen. Dat is het enige wat telt." Voorzichtig, om de broze stilte niet te verstoren, druk ik een kus op haar mond. Het is een zachte, tedere kus, zout van haar tranen, maar het is een belofte. Een pact. Ik trek me langzaam terug, maar laat haar niet los. Ik houd haar gezicht nog steeds tussen mijn handen en kijk haar diep in de ogen, zodat ze de onwrikbare zekerheid kan zien die ik nu voel. De storm in haar is gaan liggen, en in de stilte die overblijft, is er een nieuwe, fragiele helderheid.
"Oké," fluister ik, mijn stem is hees. "Wij tweeën dus. Tegen de rest." Een kleine, waterige glimlach verschijnt op haar lippen. Ze knikt. Het is genoeg. De angst en de onzekerheid zijn er nog, maar ze zijn niet langer een muur die ons scheidt. Ze zijn nu een gezamenlijke vijand. En een vijand moet je in de ogen kijken, niet voor wegrennen. "We kunnen ons niet voor altijd verbergen," zeg ik zacht, meer een constatering dan een vraag. Ik streel met mijn duim over haar natte wang. "Dit probleem, haar probleem, zal ons blijven achtervolgen."
De realiteit van mijn woorden daalt op haar neer, maar de paniek van eerder is weg. Ze leunt zachtjes tegen mijn hand, haar vertrouwen is een kostbaar, breekbaar geschenk. "Misschien," zeg ik dan, en de woorden voelen zwaar en tegelijkertijd onvermijdelijk aan. Ik probeer het idee voorzichtig te lanceren, niet als een bevel, maar als een vraag die we samen kunnen onderzoeken. Het is een test van onze nieuwe, broze alliantie. "Is de eerste stap dan om met haar te gaan praten?"
"Hoe bedoel je?" Ze maakt zich een beetje los uit mijn omhelzing, de warmte van haar lichaam trekt zich terug en laat een plotselinge kou achter. Haar wenkbrauwen fronsen in een diepe groef van verwarring en opkomende angst. Ze veegt met de rug van haar hand de laatste, natte sporen van haar tranen van haar wangen, een defensief, bijna kinderlijk gebaar.
"Je grootmoeder," verduidelijk ik, en ik houd mijn stem zacht en gelijkmatig. "Misschien... misschien draait ze wel bij als ze me leert kennen?" Ik zoek naar de juiste woorden, een logica die haar angst kan sussen. "Als ze ziet dat ik geen monster ben, geen dief die haar familie-erfgoed wil ontheiligen. Als ze ziet dat ik om je geef."
"Ze kan koppig zijn," zegt Marie onmiddellijk, en de vlakke, afwerende toon in haar stem vertelt me meer dan de woorden zelf. Ik zie aan haar blik, die plotseling weer donker en afwerend is, dat ze niet overtuigd is. Dit is geen vreemdenhaat; dit is een diepe, door ervaring gevormde kennis van de vrouw die haar heeft grootgebracht. "Voor haar is er geen grijs," vervolgt ze, haar stem is nu een gespannen fluistering. "Ze ziet de wereld in zwart en wit. Goed en kwaad. Geloof en hekserij. Als ze eenmaal heeft besloten dat je aan de verkeerde kant staat, is er geen weg meer terug."
"In ieder geval hebben we het dan geprobeerd," zeg ik, en ik pak haar hand, mijn vingers verstrengelen zich met de hare. Ik knijp zachtjes, een stille boodschap van steun. "Luister naar me, Marie. Vluchten en ons verbergen lost niets op. Het stelt het probleem alleen maar uit. Het maakt ons tot prooien, altijd over onze schouder kijkend, wachtend op de jager. Ik weiger zo te leven. En ik weiger jou zo te laten leven." Ik trek haar iets dichter naar me toe, dwing haar mijn blik te vangen. "Laten we de strijd aangaan, samen. Als bondgenoten. Niet als slachtoffers."
Marie kijkt me aan, en terwijl mijn woorden tot haar doordringen, zie ik iets in haar veranderen. De gespannen angst in haar ogen verzacht, de harde lijn van haar mond wordt weker. En dan, voor het eerst sinds de hel vanochtend losbarstte, zie ik een authentiek, helder lichtje van hoop in haar ogen oplichten. Het is niet de naïeve overtuiging dat mijn plan zal werken, dat zie ik duidelijk. Het is de diepe, overweldigende dankbaarheid dat ik bereid ben het gevecht samen met haar aan te gaan. De ontroerende realisatie dat ik niet wegloop voor haar, hoe gevaarlijk en gecompliceerd de hele situatie ook is. Ze is niet langer alleen.
Ik glimlach zachtjes naar haar, en de spanning die als een ijzeren band om mijn eigen borstkas zat, begint eindelijk los te laten. Ik probeer de zwaarte van het moment te doorbreken, om haar die kostbare, pasgeboren hoop te laten voelen. "Zolang ze maar niet met een mes achter me aan komt, natuurlijk." Een onverwacht geluid ontsnapt haar. Eerst een verbaasde proest, een hik van ingehouden adem, en dan barst ze los in een echte, heldere lach die door haar opgedroogde tranen heen breekt. Het is het mooiste, meest bevrijdende geluid dat ik in dagen heb gehoord. Het is het geluid van de zon die door de donkerste onweerswolken breekt.
"Gekkie," zegt ze, en de tederheid in haar stem is voelbaar. Ze geeft me een speels duwtje tegen mijn borst, een gebaar zo normaal, zo vol leven, dat het de bovennatuurlijke verschrikkingen van de afgelopen dag even naar de achtergrond verdringt. Ik pak haar hand en breng die naar mijn lippen voor een kus op haar knokkels, een gebaar van een ridder voor zijn dame. Ik kijk haar aan, mijn hart vol van een gevoel dat zowel angstaanjagend als wonderbaarlijk is. Een gevoel zo krachtig dat het alle twijfel, alle angst voor wat komen gaat, overstemt. "Ik ben gek op jou."
De zwaarte van de afgelopen dagen lost op in de warmte van de hotelkamer, in de stilte die enkel wordt doorbroken door onze zachte ademhaling. Ik trek haar bij haar middel en met een soepele beweging, die zowel speels als bezitterig is, rol ik haar bovenop me. Een verraste kreet ontsnapt haar, die onmiddellijk wordt gesmoord door mijn mond op de hare. De kus is diep en hongerig, een verkenning en een herkenning tegelijk. Ik verlies bijna mijn zelfbeheersing als ze zacht kreunend haar armen om mijn nek slaat en haar lichaam tegen het mijne aandrukt.
Ik trek me met moeite terug, onze lippen slechts een ademtocht van elkaar verwijderd. Mijn voorhoofd rust tegen het hare. "Liefje," mompel ik, mijn stem schor. "Dit... Weet je zeker dat dit verstandig is? Na alles?" Met grote, wijd opengesperde ogen kijkt ze me aan, een vleugje verwarring in haar helderblauwe blik. De vraag is geen afwijzing, dat ziet ze, maar een laatste, oprechte zorg. Een glimlach, sluw en vol zelfvertrouwen, speelt om haar lippen. "Wil jij dat het stopt?" fluistert ze, en met die simpele wedervraag neemt ze alle macht over.
Mijn hart krimpt samen van de pure, onverbloemde begeerte. Mijn hand trilt als ik haar kin zachtjes omhoogduw, zodat we elkaar recht kunnen aankijken. "Ik wil je dolgraag," beken ik. "Meer dan verstandig is. Ik wil het alleen niet verknoeien."
"Zegt de man die gisteren geen enkele moeite had om onverstandig te zijn," plaagt ze zacht. Haar hand glijdt met een tergend trage beweging van mijn borstkas omlaag, over de gespannen spieren van mijn buik, tot ze de harde bobbel in mijn boxershort vindt. Wanneer haar vingers er zachtjes overheen strijken, kan ik met moeite een kreun onderdrukken. Haar ogen beginnen te glanzen, zich ineens bewust van de verwoestende macht die ze over me heeft.
Ze richt zich op, haar knieën aan weerszijden van mijn heupen. Met een trage, doelbewuste beweging trekt ze haar T-shirt over haar hoofd uit en ontbloot ze haar twee verrassend, perfect gevormde borsten. Wanneer ze aanstalten maakt om zich op mij te laten zakken, op de hardheid die zo hevig naar haar verlangt, leg ik mijn handen op haar heupen en houd ik haar tegen. "Waarom zo'n haast?" fluister ik. "We hebben nog een hele dag." Ik kom iets omhoog en druk een zacht kusje op het puntje van haar neus. "En ik wil van elk moment genieten."
"Je bent adembenemend." Mijn opmerking, zo oprecht en vol aanbidding, doet haar blozen, een warme kleur die prachtig afsteekt tegen haar huid. Een donker verlangen maakt zich van haar meester en spreidt zich als een laaiend vuur door haar lichaam. Ze bijt op haar lip, haar ogen worden donkerder, dieper. "O..." Ze jammert zacht van genot wanneer mijn handen de weg naar haar borsten vinden. Ik neem ze beide vast, ze vullen mijn handpalmen perfect, en met mijn duimen begin ik zachtjes over haar harde, roze tepels te wrijven. Het is zo onverdraaglijk lekker dat ze kronkelt en draait onder mijn liefkozingen, haar rug kromt zich in een stille smeekbede om meer. "Niet stoppen," jammert ze wanneer ik plotseling overeind kom en haar dwing op haar rug te gaan liggen. Mijn brandende blik ontmoet de hare. Ik kijk haar onderzoekend aan, een stille vraag in mijn ogen.
"Alsjeblieft, Wolf," fluistert ze bevend. "Alsjeblieft." Haar gezicht ziet er verwilderd uit, haar wangen zijn rood van opwinding, haar blauwe ogen zijn wild en haar mond is half geopend, haar lippen gezwollen van onze kussen. De begerige, smekende blik in haar ogen geeft me rillingen. Marie steekt haar hand naar me uit en haar vingers haken achter de rand van mijn boxer, klaar om die naar beneden te trekken. "Nee," fluister ik. "Nog niet."
Ze kijkt me fronsend aan. "Waarom niet?" Haar stem is een en al gekwelde frustratie. Als antwoord duw ik haar zachtjes achterover in de kussens en ga ik boven op haar liggen, mijn gewicht op mijn ellebogen steunend. Onze tongen vinden elkaar en beginnen een hartstochtelijk, speels gevecht. Ik kus haar tot ze geen adem meer kan halen, tot ze zachtjes kreunend tegen mijn lippen protesteert. Ik laat mijn mond los van de hare en begin aan een ontdekkingsreis. Ik kus haar hals, haar kaaklijn, en glijd steeds verder omlaag, naar de zachte welving van haar borsten. Ik begin ze te kneden, zachtjes, en lik de vallei ertussen, tot haar vingers willoos in het laken naast haar hoofd grijpen. Mijn mond vindt de hard geworden tepel. "Wil je dat ik stop, liefje?" plaag ik haar, mijn hete adem tegen haar gevoelige huid.
Wild schudt ze haar hoofd, haar haren zwiepen over het kussen. "Nee! Oh nee!" Mijn vingers vinden haar andere tepel en beginnen die te plagen, een spiegelbeeld van de marteling die mijn mond uitvoert. Ze hijgt en hapt naar adem. Ze huilt, woelt en schreeuwt mijn naam als ik mijn lippen er opnieuw omheen sluit en er zachtjes, plagerig, in bijt. "Ik vraag me af..." prevel ik tegen haar huid.
"Wat?" klinkt het ietwat geërgerd. "Niet stoppen! Praat niet!"
Ik lach zachtjes en laat mijn mond verder naar beneden glijden, over de zachte huid van haar buik. Lager en lager raken mijn lippen haar huid aan, een spoor van vuur achterlatend, tot ik bij de kanten rand van haar slipje aankom. "Je maakt me helemaal gek," fluister ik, en het klinkt bijna als een beschuldiging. Marie kreunt diep wanneer ik haar slipje langzaam naar beneden trek en mijn vingers de vochtige hitte vinden die daar op me wacht. Ze kromt haar rug, een scherpe, hijgende ademtocht ontsnapt haar, op het moment dat mijn vingertoppen de bron van haar verlangen vinden. Het lijkt alsof ze de controle over haar lichaam volledig is verloren. "Oh Wolf..." hijgt ze.
En dan... geef ik haar de kus waar haar lichaam al die tijd om heeft gesmeekt. Ik glimlach tegen haar huid als ik haar hoor kreunen. Ik blijf haar eren met mijn mond, tergend langzaam, elke beweging van mijn tong ontworpen om haar dieper de waanzin in te drijven. "Je smaakt naar honing en zonde," fluister ik. Ik kijk langs haar lichaam omhoog en zie dat haar ogen gesloten zijn, haar handen verkennen nu haar eigen borsten, en ik vind het heerlijk haar zo te zien, zo volledig overgegeven aan het genot.
Haar ademhaling wordt steeds onregelmatiger, korte, snelle stootjes lucht. De druk in haar onderbuik neemt toe, een naderende storm. Het pure genot vloeit door haar aderen, neemt haar hoofd en haar lichaam helemaal over. Ik weet dat ze op het punt staat haar hoogtepunt te bereiken, haar lichaam trilt, klaar voor de ontlading.
Ik kijk haar met een gemene, plagende grijns aan en stop abrupt met mijn liefkozingen. "Wolf!" huivert ze, haar ogen schieten open, vol ongeloof en paniek. "Niet stoppen! Alsjeblieft, nog even..." Ik buig me voorover en fluister in haar oor, mijn stem een lage, plagende grom, een belofte van wat nog komen gaat. "We hebben nog een hele dag, liefje." Ik geef haar een zacht kusje op haar trillende dij. "Zullen we eerst beneden gaan ontbijten?"
De lichte, plagende grijns op mijn gezicht verdwijnt wanneer ik de verandering in haar ogen zie. De speelsheid maakt plaats voor een diepe, donkere, smekende gloed. Marie kijkt me met open mond aan, haar ademhaling is een reeks snelle, hijgende pufjes. "Wolf," fluistert ze, haar stem is schor en smeekt. "Hou hier alsjeblieft mee op. Plaag me niet." Met een zwoele, onweerstaanbare blik in haar ogen, brengt ze haar heupen een beetje omhoog, een stille, alleszeggende uitnodiging. Haar lichaam spreekt een taal die duidelijker is dan welke woorden dan ook. Ze biedt zich aan me aan, een onvoorwaardelijke overgave. En ik ben verloren.
Het spel is voorbij. Met een zachte grom laat ik mijn mond opnieuw op haar huid neerdalen. Ik geef haar de kus waar haar lichaam al die tijd om heeft gesmeekt, niet op haar mond, maar op de bron van haar verlangen. Mijn lippen, mijn tong en mijn handen werken samen, niet langer om te plagen, maar om te aanbidden. Ik speel met haar, verken haar, tot ze kronkelend en met een gebroken stem mijn naam uitroept. Terwijl ik haar aankijk, haar zie verdrinken in het genot dat ik haar geef, laat ik mijn vingers in haar vochtige, gloeiende warmte glijden. Ik krijg niet genoeg van haar. De geur, de smaak, het geluid van haar kreunen... ze is de perfectie in eigen persoon. Ze is alles. En in dat moment, terwijl mijn hart als een wilde trom in mijn borst hamert, treft de waarheid me met de kracht van een blikseminslag.
"Ik hou van je." Mijn stem is een schorre, door opwinding en ontzag verscheurde klank. Een grom ontsnapt mijn lippen, een oerdrift neemt het over. Met een beweging die evenveel aanbidding als bezitname is, pak ik haar beet en draai haar op haar buik. Mijn handen glijden liefkozend van de delicate lijn van haar ruggengraat naar de perfect gevormde, ronde welving van haar billen. Marie werpt me van over haar schouder een smachtende blik toe, haar ogen vol vuur en overgave. "Alsjeblieft," ademt ze. "Neem me." Ze strijkt traag met haar tong over haar lippen en gaat op haar knieën zitten, haar billen uitnodigend aan me aanbiedend.
Wellustig laat ik mijn handen over haar heerlijke rondingen gaan. Een diepe, instemmende grom welt op uit haar keel wanneer ik zachtjes in haar huid knijp. Ze duwt haar billen nog verder naar achteren en wiebelt met haar heupen, een onweerstaanbare, ritmische dans. "Laat me niet langer wachten, Wolf."
Zonder iets te zeggen, zonder de betovering van haar blik te verbreken, trek ik mijn boxer snel naar beneden en kniel ik achter haar. Met beide handen trek ik haar billen naar me toe, en met één krachtige, vloeiende beweging worden we eindelijk één. Ze zindert, haar hele lichaam spant zich aan, en zachte kreetjes van verrukking ontsnappen haar lippen. Haar vochtige, gloeiende hitte omhult me zo heerlijk, zo perfect, dat ik moet vechten tegen de drang om me onmiddellijk over te geven aan de vergetelheid die ze me aanbiedt.
Met een schreeuw van triomf en verlangen zet ik een snel, wild ritme in. Marie beweegt onmiddellijk mee, haar lichaam reageert instinctief op elke stoot, in een poging om het onstuimige, overweldigende genot dat ik in haar ontketen, vast te houden en te vergroten. Mijn handen zijn overal: ze strelen haar borsten, glijden over de gladde huid van haar rug, en kneden de zachte ronding van haar billen.
Kreten van verrukking blijven uit haar keel opstijgen en dat windt me alleen maar meer op. Elk geluid, elke uitzinnige, ademloze kreet is als muziek in mijn oren, een lofzang op onze vereniging. Ze hapt naar lucht wanneer een alles verterende golf van begeerte door haar heen slaat. Haar spieren trekken zich samen, een zoete, onweerstaanbare omhelzing die me naar de rand van de waanzin drijft. Ik grijp haar heupen stevig vast, haar tot volledige overgave dwingend. Ze kreunt en steunt, kromt haar rug en geeft zich totaal aan me over tot ze een verrukkelijke, schokkende climax bereikt. Zelfs door de mist van mijn eigen lust voel ik haar lichaam trillen en samentrekken.
"Nog..." hijgt ze, haar stem is een gebroken smeekbede. "Ik wil nog..." Haar onverzadigbare honger is de laatste vonk die ik nodig heb. Ik blijf bewegen, diep en krachtig, gedreven door een oerkracht die ik niet langer kan of wil beheersen. Ik weet niet of ze de intensiteit kan verdragen, niet omdat het pijn doet, maar omdat de hevigheid van het genot zo overweldigend is dat het haar bijna in twee splijt, haar ziel blootlegt voor de mijne.
De laatste barrières tussen ons zijn gesmolten in het vuur van onze passie. Wanneer ik met een oerkreet, een geluid dat zowel overwinning als overgave is, mijn zaad diep in haar loos, voel ik meer dan alleen een fysieke ontlading. Het is alsof er een stroom van pure, witte energie van mij naar haar vloeit, een bliksemschicht die ons verbindt op een manier die ik niet kan begrijpen. Ze schokt in mijn armen, maar het is niet alleen de climax van haar genot. Haar lichaam, zo levendig en responsief een moment geleden, wordt plotseling slap. Haar ogen, die gesloten waren in extase, rollen even weg onder haar oogleden, en wanneer ze weer openen, zijn ze wazig en ongericht, starende naar een punt ver voorbij het plafond van deze kamer.
En dan spreekt ze, maar het is niet haar stem. Het is een echo, dun en ver weg, een stem uit een andere tijd die haar lippen gebruikt als een doorgeefluik. "Maryam..." hoort ze zichzelf in de verte mompelen. "Maryam, gebruik het amulet... voor het te laat is." De vreemde stem sterft weg. Haar lichaam blijft slap in mijn armen, haar ademhaling is oppervlakkig. De euforie van mijn orgasme wordt onmiddellijk vervangen door een ijskoude, kruipende angst. Wat is hier gebeurd?
Ik blijf nog een hele poos zo liggen, met haar in mijn armen, mijn hart bonzend van de inspanning en de schok. De uitputting van de afgelopen dagen eist zijn tol. Mijn geest is een warboel van onbeantwoorde vragen, mijn lichaam is zwaar. Tegen mijn wil in, overweldigd door alles, dommel ik langzaam in, mijn wang rustend op haar vochtige haar.
"Stilte voor de storm," weergalmt een stem in mijn hoofd, de spottende, zijdeachtige stem van de Zwarte Weduwe. De droom die volgt is kort, maar afschuwelijk levendig. Ik sta op een marktplein, de lucht is oranje en de hitte is ondraaglijk. In het midden staat een brandstapel, de vlammen likken gulzig aan het droge hout. En bovenop, vastgebonden aan een paal, zie ik haar. Marie. Ze kijkt me aan, haar ogen wijd van terreur, en ze schreeuwt. "Wulfbehrt!"
"Marie! Neee!" Ik schrik wakker met een gewelddadige schok, mijn eigen schreeuw echoënd in de stille kamer. Mijn hart hamert in mijn keel. Ik kijk naast me. Marie ligt nog steeds op haar rug, haar ogen zijn open, maar ze staart met diezelfde lege, glazige blik naar het plafond, als in trance. Een zachte, onbewuste gemompel komt over haar lippen. "Gebruik het amulet..." mompelt ze. "De tijd dringt..."
"Marie?" Ik staar haar met open mond aan. Dit is geen droom. Dit is echt. Ik schud zachtjes aan haar schouder. "Marie, word wakker." Geen reactie. De angst slaat om in paniek. Ik pak haar steviger vast en schud harder. "Marie! Verdomme, kom terug!" Ze kijkt verschrikt op, alsof ze uit een diepe slaap wordt gerukt. Ze knippert een paar keer, haar ogen proberen te focussen. Ze kijkt van mijn bezorgde gezicht naar de kamer om haar heen, en dan weer terug naar mij, volslagen gedesoriënteerd. Ze voelt mijn handen op haar schouders en kruipt instinctief dichter tegen me aan, op zoek naar veiligheid. "Wolf? Wat... wat is er?"
"Gaat het?" vraag ik haar, mijn stem is nog steeds schor van de slaap en de angst. Ze knikt ja, een kleine, onzekere beweging, maar ik zie aan de verwarde, afwezige blik in haar ogen dat ze nog altijd van de kaart is. "Wat gebeurt er met je?" vraag ik, en ik probeer de paniek uit mijn stem te weren. "Je was... weg. Je sprak met een andere stem."
"Een andere stem?" fluistert ze, en ik zie hoe de herinnering, of het gebrek daaraan, haar angst aanjaagt. "Wolf, ik weet het niet. Ik herinner me niets." "Het amulet," zeg ik, meer tegen mezelf dan tegen haar. "Het moet het amulet zijn. Toen we... het was alsof er een connectie was, een vonk die oversloeg." Marie haalt haar schouders op, een hulpeloos gebaar dat haar kwetsbaarheid benadrukt. Ik zucht diep en haal een hand door mijn haar. De puzzelstukjes zijn te groot, de machten te onbekend. We hebben hulp nodig.
"Ik vrees dat er maar één iemand is die ons kan helpen," zeg ik somber.
"Ik ga niet terug naar het kerkhof," klinkt het onmiddellijk, haar stem vol paniek. "Niet weer die Zwarte Weduwe. Ik ga niet..."
Ik glimlach flauwtjes en onderbreek haar. "Nee. Ik dacht eerlijk gezegd aan je grootmoeder."
Een nieuwe uitdrukking verschijnt op haar gezicht, een die niet veel beter is dan de angst. "Die is al even erg," mompelt ze.
Ondanks de ernst van de situatie, schiet ik in de lach. Een korte, humorloze lach van pure, absurde ironie. "Ze is ten minste menselijk. Hoop ik."
"Wolf, ze wil je dood." zegt Marie, en haar woorden zijn een sobere, kille herinnering aan de realiteit. Haar verklaring dringt opnieuw tot me door, nu niet in een moment van passie, maar in het koude ochtendlicht. Ik heb moeite om het te geloven, om de liefhebbende 'oma' uit haar verhalen te rijmen met de vrouw die een moordopdracht geeft. "Zie jij haar echt in staat om iemand te vermoorden? Je eigen oma?"
"Ik weet het niet," geeft ze eerlijk toe. "Waarschijnlijk niet met haar eigen handen. Maar ze is... overtuigd. Ze gelooft heilig in haar missie, in de bloedlijn. Voor haar staat er veel op het spel. Dit is niet zomaar een familie-erfstuk, Wolf. Het is..." Ik leg een vinger op haar lippen. "Ik weet het." Ik kijk haar aan, en de naïeve hoop die ik gisteren misschien nog had, is volledig verdwenen. De dreiging is reëel. Maar mijn overtuiging is dat ook. "Vluchten heeft geen zin. Een vijand die je niet confronteert, zal je altijd in de rug steken. We kunnen hier niet voor weglopen."
Marie kijkt me hoofdschuddend aan, een stille getuigenis van haar twijfel en angst. Maar ze protesteert niet. Ze ziet de vastberadenheid in mijn ogen. "Oké dan," zegt ze zacht, haar stem vol berusting. "Maar we gaan dit voorzichtig moeten aanpakken. Heel voorzichtig." Mijn voorstel om de harde realiteit van onze situatie te bespreken, hangt nog in de lucht tussen ons. De schaduw van haar grootmoeder, van de Zwarte Weduwe, van de onmogelijke keuzes die voor ons liggen. Maar Marie schudt zachtjes haar hoofd, een ondeugende, bijna rebelse glimlach speelt om haar lippen.
"Praten?" fluistert ze, en ze nestelt zich dichter tegen me aan, haar lichaam een warme, zachte lijn tegen het mijne. Ze drukt een plagend kusje op mijn kin. "Ik kan aan heel wat betere dingen denken om te doen op een ochtend als deze."
"O ja?" vraag ik, mijn eigen stem al een octaaf lager, de ernst van een moment geleden verdampt dadelijk in de hitte die ze uitstraalt. "Ja," ademt ze. "Ik ben namelijk nog lang niet klaar met jou." Ze kruipt behendig boven op me, haar benen aan weerszijden van mijn heupen, haar gewicht een heerlijke, welkome last. Nog nooit heeft iemand me met zoveel openlijke, onvoorwaardelijke liefde in de ogen aangekeken. Haar blik is helder, zonder angst of twijfel. Ze strijkt met de toppen van haar vingers over mijn ongeschoren wang, een aanraking die lichter is dan een veertje maar dieper brandt dan vuur.
"Ik hou van je, Wolf," zegt ze, haar stem is zacht maar onwrikbaar. "En ik verwacht niets terug, onthou dat. Ik wil gewoon dat je het weet." Haar ogen lichten op, prachtige, helderblauwe ogen waarin ik moeiteloos kan verdrinken en die exact haar stemming, haar ziel, weerspiegelen. Mijn adem stokt in mijn keel. De woorden zijn een geschenk, zo onverwacht en zo puur dat ik niet weet hoe ik moet reageren. "Heb je enig idee hoe mooi je bent?" fluister ik, de enige woorden die ik kan vinden om de overweldigende emotie in mijn borstkas te benaderen.
Marie lacht, een warm, vol geluid dat door me heen trilt. "Zeg meer van dat soort dingen," fluistert ze, en ik voel haar dijen zich speels om mijn heupen klemmen. Haar zachte, vochtige vrouwelijkheid strijkt langs de top van mijn harde opwinding wanneer ze plagend heen en weer beweegt. Dit is wie ze echt is. Niet alleen de erfgename van een magische bloedlijn, niet alleen een vrouw op de vlucht. Ze is een verleidelijke godin, een combinatie van onschuld en losbandigheid, van kracht en adembenemende schoonheid.
"Wolf," kreunt ze zacht, haar ogen sluiten zich half terwijl haar vingertoppen een spoor van vuur over mijn borst en buik trekken. Ik trek haar naar me toe om haar te zoenen, een diepe, bezitterige kus. Tegelijkertijd trekken mijn handen haar heupen naar beneden, terwijl ik de mijne omhoogduw, een onweerstaanbare drang om de laatste afstand tussen ons op te heffen. Wanneer ik in haar zachte, warme lichaam dring, hoor ik haar scherp naar adem happen. Ze gooit haar hoofd achterover en glijdt over mijn heupen, ze berijdt me met een ritme dat oeroud en nieuw tegelijk is. Mijn hele lichaam verstrakt. Nee, het is te snel, te hevig. Ik wil dit moment rekken, het voor eeuwig laten duren.
"Ik weet niet hoelang ik dit kan volhouden," zeg ik schor, mijn stem een gekwelde grom. "Geef me een minuutje om..." Maar Marie blijft bewegen, haar ogen gesloten en haar mooie gezicht een masker van pure vervoering. Ze straalt van de extase, verloren in de sensatie. Gehoorzamen is een woord dat op dit moment niet in haar woordenboek staat. "Je voelt zo heerlijk aan," fluistert ze, haar heupen wiegen en draaien op een manier die mijn zelfbeheersing aan flarden scheurt. "Zo lekker... zo... juist."
Ik voel haar spieren zich diep vanbinnen verstrakken, een onweerstaanbare omhelzing. Met een gesmoorde kreet geeft ze zich over aan haar orgasme, haar lichaam schokt en trilt boven op het mijne. Meer heb ik niet nodig. Haar genot is de vonk die mijn eigen vuurzee ontketent. Ik begraaf mijn handen in haar haren, trek haar gezicht naar het mijne en stort me nog één keer diep in haar, mezelf volledig overgevend aan een eigen climax die zo overweldigend en verblindend is dat ik zwarte vlekken voor mijn ogen zie dansen.
Het gejaagde, hijgende geluid van onze ademhaling is het enige dat de daaropvolgende stilte doorbreekt. Wanneer ik mijn ogen weer open, kijk ik recht in de heldere, stralende blik en het gelukkige, van zweet glanzende gezicht van Marie. Ze ligt loom en voldaan boven op me, een glimlach van pure tevredenheid op haar lippen.
"Ik denk," zegt ze met een lach in haar stem, "dat we nu echt te laat zijn voor het ontbijt."
"Ik haal wel een paar broodjes en wat kaas in de winkel hiernaast," reageer ik, mijn stem nog steeds schor.
"Oké," zegt ze, en ze rolt met een zachte kreun van me af. "Dan glip ik intussen even naar mijn oude appartement om wat extra kleren te halen. Ik kan niet eeuwig in jouw T-shirts blijven rondlopen." Ze staat op en ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Ze loopt naar me toe, buigt zich voorover en geeft me een laatste, diepe kus.
"Blijf niet te lang weg," fluister ik tegen haar lippen. "Ik mis je nu al."
De eerste, grijze flarden van de ochtend dringen door het vuile raam van de hotelkamer. Ik word wakker, niet langzaam en loom, maar met een schok. Mijn nek is stijf van het slapen in de ongemakkelijke zetel en een klamme, onrustige kou plakt aan mijn huid. Een moment lang ben ik gedesoriënteerd, de gebeurtenissen op het kerkhof voelen aan als een koortsdroom. Dan hoor ik haar stem, een zachte, gespannen fluistering die de stille kamer vult. "Ik heb het amulet gevonden, oma. Maar er is wel een probleem."
Mijn ogen schieten verschrikt open. De woorden zijn een blikseminslag in de nevelen van mijn slaap. In een fractie van een seconde ben ik klaarwakker, elke zenuw in mijn lichaam staat op scherp. De bevestiging. De woorden van de Zwarte Weduwe waren geen leugen, geen manipulatie. Het was de kille, harde waarheid. Een wilde, verraderlijke woede welt in me op. Ik onderdruk de neiging om op te springen, de kamer te doorkruisen en haar mijn gedacht te zeggen, haar vast te grijpen en de waarheid uit haar te schudden. In plaats daarvan sluit ik weer mijn ogen. Ik laat mijn hoofd iets opzij zakken, mijn ademhaling wordt langzaam en regelmatig. Ik doe alsof ik slaap, en ik luister. Ik luister naar de conversatie die zich vlak voor me afspeelt en die mijn leven kan bepalen.
Haar stem is nu nog zachter, alsof ze bang is mij te wekken. Ze klinkt warm, bijna verdedigend. "Nee, hij is niet wat je denkt... Het is een schat van een man, oma, echt waar. Je moet hem leren kennen. Hij is... gecompliceerd." Er volgt een pauze, waarin ik me voorstel dat haar grootmoeder aan de andere kant van de lijn haar de levieten leest. "Wat bedoel je? Wacht even..." Ik hoor geritsel, het geluid van de lakens die worden teruggeslagen. Ze werpt een snelle, voorzichtige blik mijn kant op, maar mijn gezicht blijft onbewogen. Gerustgesteld staat ze op. Ik hoor het zachte geluid van haar blote voeten op de houten vloer, gevolgd door de klik van de badkamerdeur die zachtjes in het slot valt.
De stilte die volgt is ondraaglijk. De drang om te weten is een fysieke honger, een ondraaglijke jeuk. Ik kom overeind, mijn bewegingen zijn stil en doelbewust, de tred van een jager. Ik steek de kamer over en leg mijn oor tegen het koude, geverfde hout van de deur. Ik voel me een lafaard, een verrader die haar prille, herwonnen vertrouwen beschaamt, maar de woorden van de Weduwe en de paniek in mijn eigen hart laten me geen andere keuze.
Marie fluistert, maar niet bepaald zachtjes. De badkamer is klein en de klanken weerkaatsen. Hier en daar vang ik flarden van het gesprek op, losse puzzelstukjes die een gruwelijk beeld beginnen te vormen.
"...niet zo eenvoudig... Hij heeft het nu, oma... Nee, hij weet niet wat het is..." Mijn hart bonkt in mijn keel. Ze praat over mij. Over het amulet.
Dan wordt de stem van haar grootmoeder blijkbaar scherper, want de toon van Marie verandert. Ze klinkt nu defensief, geschokt. "Wat? Het amulet stelen en naar je toe komen? Maar hoe...?"
Mijn bloed wordt ijs. Stelen. De gedachte alleen al, na onze verzoening, na de kus...
Ik hoor een lange, onverstaanbare woordenstroom van haar kant, en dan een plotselinge, scherpe inademing. "Nee! Dat kan ik niet doen! Hem vermoorden met een mes? Oma, ben je gek geworden?!"
De woorden treffen me als een vuistslag in mijn maag. De lucht wordt uit mijn longen geperst en ik deins een stap achteruit van de deur, mijn hand schiet naar mijn mond om een kreet te onderdrukken. Hem vermoorden. Met een mes. Heb ik me vergist? Heb ik het verkeerd gehoord? De woorden echoën in de stilte van mijn hoofd, absurd en afschuwelijk. De vrouw die ik in mijn armen hield, die ik heb gekust, de vrouw voor wie ik bereid was alles te riskeren... Ik dwing mezelf om weer te luisteren, mijn oor opnieuw tegen de deur gedrukt. Ik hoor Marie diep ademhalen, een snikkend, onregelmatig geluid. Ze zegt een hele poos niets. De stilte is nog erger dan de woorden. Dan hoor ik haar weer, haar stem is nu een gebroken, verslagen fluistering.
"Waarom?... Ja, ik begrijp het... maar... Oké. Ik bel je nog."
De verbinding wordt verbroken. Ik hoor een zachte snik, het geluid van een hand die hard tegen een mond wordt gedrukt. Ik struikel achteruit, weg van de deur, en zak weer neer in de zetel, net op tijd.
De badkamerdeur gaat open en in de schemering van de ochtend zie ik haar silhouet. Ze beweegt zich zachtjes door de kamer, haar blote voeten maken geen geluid op de houten vloer. Ik houd mijn adem in, mijn spieren gespannen onder het dunne dekentje, mijn hart een zware, verraderlijke trom in mijn borstkas. Ze komt naast de zetel zitten waar ik lig. De zitting zakt een beetje in onder haar gewicht. Ik ruik de frisse, zuivere geur van zeep en vochtige huid. Dan voel ik het, een aanraking die me doet verstijven. Haar hand, koel en zacht, aait over mijn warrige haar, en dan over mijn wang. Het is een teder, liefdevol gebaar dat in schril contrast staat met de gruwelijke woorden die ik haar zojuist heb horen bespreken. Ze buigt zich voorover en haar lippen drukken een zachte kus op mijn voorhoofd. Judas, schiet het door me heen. Een brandmerk van ijskoud verraad.
"Schatje, slaap je nog?" vraagt ze, haar stem is een zachte, warme fluistering. Ik dwing mezelf om een slaperig kreuntje te produceren. Ik draai me langzaam naar haar toe, rek me overdreven uit, en open dan mijn ogen, alsof ik uit een diepe slaap ontwaak. Ik kijk recht in haar helderblauwe ogen. Ze glimlacht naar me, een stralende, onschuldige glimlach die haar hele gezicht verlicht. Ze doet alsof er niets gebeurd is. Alsof ze niet zojuist aan de telefoon heeft gediscussieerd over de mogelijkheid van mijn moord.
Een vreemde, onkenbare meid. De gedachte is een giftige pijl. Zou ze me echt dood willen? Terwijl ik naar haar beeldschone, lachende gezicht kijk, begint het achter mijn voorhoofd te broeien. Een intense hitte stijgt op, dringt door mijn poriën naar buiten en legt een vochtige, klamme waas over mijn gezicht. Het zweet breekt me uit, een fysieke reactie op de leugen die voor me zit. "Hey, schone slaper, ben je eindelijk wakker?" lacht ze, volkomen onbewust van de storm die in mij woedt. Ze buigt voorover en kust me op mijn mond. Een snelle, zoete kus. Ze draagt alleen een van mijn T-shirts, een kledingstuk dat haar tot halverwege haar dijen komt. Op de voorkant staat een vage, versleten afbeelding van een meisjesgezicht. Het meisje op het shirt drukt een vinger tegen haar lippen, in een universeel gebaar voor stilte. Sssst. Een wrede, perfecte ironie.
"Hey liefje," antwoord ik. Ik concentreer me met elke vezel in mijn lijf om mijn stem zo normaal, zo slaperig mogelijk te laten klinken. "Heb je wat kunnen slapen?" Marie schudt haar hoofd, de glimlach verdwijnt en maakt plaats voor een zweem van vermoeidheid.
"Mijn schuld?" vraag ik, en ik test haar, peil haar reactie.
Ze ontwijkt mijn blik. "Het is een rare week geweest," zegt ze vaag.
Een beetje ongemakkelijk kijken we elkaar aan. De stilte is geladen met alles wat we niet zeggen. Dan steek ik mijn hand uit, een vredesoffer, een val. Ze aarzelt een fractie van een seconde, en pakt dan mijn hand vast. Haar vingers zijn koud, maar haar greep is stevig.
"Sorry van gisteren, liefje," doorbreek ik de stilte. Mijn stem klinkt ruw in mijn eigen oren. Ze kijkt op, haar ogen zijn nog steeds poelen van een verdriet dat ik maar al te goed herken. Ze wil iets zeggen, waarschijnlijk haar eigen verontschuldiging aanbieden, maar ik schud mijn hoofd en leg een vinger op haar lippen. "Nee," zeg ik zacht. "Laat mij eerst. Ik ben jou een verontschuldiging schuldig die dieper gaat dan je denkt." Ik haal diep adem, dit is moeilijk. "Toen we daar stonden, op het kerkhof... De Zwarte Weduwe, ze toonde me een keuze. Een afschuwelijke, onmogelijke keuze." Ik kijk haar recht aan, ik wil dat ze de volledige, lelijke waarheid in mijn ogen ziet. "Ze gaf me de kans om jou te ruilen... voor Barbara. En ik moet eerlijk zijn, Marie. Heel even... een verschrikkelijk moment lang, wankelde ik. Ik overwoog het."
Ik zie hoe de kleur uit haar wangen wegtrekt. De angst van gisteren keert terug in haar blik, maar nu is het anders. Het is geen paniek meer, maar een gekwetst, pijnlijk begrip. Ze had dus gelijk gehad om bang voor me te zijn. Ik was op dat moment de wolf voor haar deur. "Je had alle reden om me niet te vertrouwen," ga ik verder, mijn stem is nu een hese fluistering. "Maar ik wil dat je weet dat ik mijn keuze heb gemaakt. Daar, in het aangezicht van die duisternis, heb ik voor jou gekozen. Ik sta aan jouw kant. Wat er ook gebeurt." Ze slaakt een diepe, bevende zucht. "Ik was doodsbang," fluistert ze, en ik begrijp nu dat ze het niet alleen over de geesten en de magie had, maar ook over de duisternis die ze in mij zag.
Een stilte valt tussen ons, zwaar van de onuitgesproken woorden en de bekentenis die ik zojuist heb gedaan. Ik zie hoe ze die informatie verwerkt, hoe haar schouders een beetje ontspannen. Ze gelooft me. "En nu?" vraag ik zacht, mijn duim streelt over de rug van haar hand. "Ben je nog steeds bang?" Ze aarzelt, haar blik dwaalt af naar een onzichtbaar punt in de kamer. "Ik weet het niet," geeft ze toe. "Het is allemaal zo... verwarrend. Ik ben niet meer bang voor jou, denk ik. Maar de hele situatie..."
"Gisteren was jij degene die bang moest zijn," zeg ik peinzend, meer tegen mezelf dan tegen haar. "Bang voor wat ik zou kunnen beslissen. De ironie is dat de rollen nu lijken te zijn omgedraaid." Ze kijkt me fronsend aan, haar hoofd een beetje schuin. "Hoezo? Waarvoor zou jij nu bang moeten zijn?" Dit is het moment. Ik kijk haar recht aan, mijn blik is nu serieus, de tederheid heeft plaatsgemaakt voor een grimmige ernst. "Voor je grootmoeder, bijvoorbeeld. Ik denk niet dat ze blij was toen je haar belde."
Haar reactie is onmiddellijk en veelzeggend. Ze verstijft alsof ze een elektrische schok krijgt. Haar ogen worden groot van schrik en ze trekt haar hand los uit de mijne. De waarheid daalt als een ijskoude steen op haar neer. "Wat... wat heb je allemaal gehoord?" fluistert ze, haar stem is hees van de schok. "Genoeg," antwoord ik kalm, hoewel mijn hart in mijn keel bonkt. Ik laat een korte, veelbetekenende pauze vallen. "Genoeg om te weten dat dat je oma het amulet wil." Ze knikt langzaam, haar ogen vullen zich opnieuw met tranen, maar dit keer van een andere soort. Het is de tranen van iemand die een ondraaglijk geheim moet opbiechten.
"Mijn grootmoeder..." begint ze, haar stem breekt. "Ze is... woedend. Ze wil dat ik het amulet terugbreng."
"Dat kan," zeg ik voorzichtig. "Ik kan het je geven."
"Nee, je begrijpt het niet."
"Vertel me wat het probleem is, Marie," zeg ik, mijn stem is nu harder, dringender.
Ze barst in tranen uit, een plotselinge, wanhopige waterval van verdriet en angst. "Ze wil niet alleen het amulet!" snikt ze. "Ze zegt... ze zegt dat jij het hebt ontheiligd door het aan te raken! Dat jij nu de drager bent en dat de enige manier om de lijn te herstellen..." Ze kan de zin niet afmaken, ze stikt in haar eigen snikken.
Ik trek haar tegen me aan, mijn hart is een koude, zware steen in mijn borstkas. Ik voel haar trillende lichaam, hoor haar hartverscheurende snikken, en de bizarre, tragische ironie van onze situatie daalt in alle hevigheid op me neer. Ik druk mijn lippen tegen haar haar en fluister, mijn stem is laag en vol van een duistere, vermoeide berusting. "Een vreemde speling van het lot, vind je niet? Gisteren was ik de man met de duistere gedachten, de wolf waarvoor jij moest vluchten. De ironie is dat de rollen nu lijken te zijn omgedraaid.” Ze begraaft haar gezicht in mijn borst, haar lichaam schokt door haar diepe, hartverscheurende gesnik. Ik aai haar afwezig over haar hoofd, mijn geest is een storm van tegenstrijdige gedachten. "En wat wil jij?" fluister ik, mijn stem is laag en gevaarlijk, vlak bij haar oor. "Wat wil jij, Marie?" Ik laat de vraag even hangen, en voeg er dan de kern van mijn eigen angst aan toe. "Moet ik bang zijn voor het mes in je hand wanneer ik slaap?"
De vraag hangt tussen ons in, koud en scherp als een getrokken mes. Ik zie hoe de woorden haar treffen. Ze verstijft in mijn armen en haar ogen worden groot, niet van angst dit keer, maar van puur, gekwetst ongeloof. Ze trekt zich met een ruk los uit mijn omhelzing, alsof mijn aanraking haar plotseling brandt. "Wat?" fluistert ze, haar stem is een en al verbijstering. "Dat jij... dat jij denkt dat ik..." Ze kan de zin niet afmaken, verstikt door de implicatie. De gedachte dat ik, na alles wat er tussen ons is gebeurd, haar werkelijk in staat acht tot een dergelijke daad, is voor haar een diepere wond dan welke dreiging van haar grootmoeder dan ook. "Hoe kun je dat zelfs maar vragen?" zegt ze, en nu is er een trillende woede in haar stem, gericht op mij, op mijn wantrouwen. Ze kijkt me recht aan, haar borstkas gaat hevig op en neer. "Van mij," zegt ze, en elk woord is een eed, "heb je niets te vrezen, Wolf. Nooit."
De absolute overtuiging waarmee ze spreekt, doorbreekt een deel van de ijskoude angst in mijn hart. Ze meent het. Maar terwijl ze mijn blik vasthoudt, zie ik hoe de gekwetste woede in haar ogen plaatsmaakt voor een andere, nog fellere razernij. Een woede gericht op de persoon die deze afschuwelijke vraag überhaupt noodzakelijk heeft gemaakt. De persoon die haar in deze onmogelijke positie heeft gebracht. "Maar zij..." sist ze, haar hele lichaam trilt nu van ingehouden furie. "Die vrouw... die zichzelf mijn grootmoeder noemt en die me dit durft te bevelen... die mij dwingt te kiezen en jou dwingt dit van mij te denken..." Haar gezicht vertrekt in een grimas van pure walging en verdriet. "Ze mag wat mij betreft branden in de hel," zegt ze schor, haar stem vol venijn. De woorden zijn een gewelddadige, desperate uitbarsting. Ze klampt zich vast aan mijn T-shirt en ze trekt me tegen haar aan alsof ze bang is dat ik zal verdwijnen. De woede, zo fel en plotseling, ebt onmiddellijk weg en maakt plaats voor een golf van pure, kinderlijke wanhoop. De tranen die ze had ingehouden, stromen nu ongehinderd over haar wangen.
"Oh... mijn hemel..." snikt ze, haar gezicht begraven in mijn borst. "Oma is alles wat ik heb. De enige familie die me is overgebleven. Ik weet niet wat ik moet doen, Wolf. Het houdt nooit op. Het stopt nooit. En ik kan er niet meer tegen."
"Stil maar," sus ik, mijn hand streelt zachtjes over haar schokkende rug. "We komen er wel uit, wij tweetjes. Ik beloof het je." Maar mijn woorden zijn slechts een zwakke dam tegen de vloedgolf die nu losbarst. Alle ellende van de afgelopen dagen lijkt zich te hebben samengepakt in één immense, genadeloze golf die haar nu volledig overspoelt. Ze barst opnieuw in tranen uit, het snikken komt met diepe, rauwe uithalen die door haar hele lichaam echoën. Het is het geluid van een ziel die breekt.
Ik verspil geen tijd meer met praten. Woorden zijn nu nutteloos. Ik sla mijn armen steviger om haar heen en trek haar dicht tegen mijn borst, haar hoofd ondersteunend. Ik probeer niet langer tot haar door te dringen, haar te kalmeren, maar laat de storm simpelweg uitrazen. Ik ben haar anker, de stille, onbeweeglijke rots in haar kolkende zee van verdriet. Ik voel haar tranen door de stof van mijn t-shirt heen sijpelen, warm op mijn huid, en ik houd haar vast tot de diepe, schokkende snikken overgaan in een trillend, hijgend ademhalen.
Wanneer ze een beetje tot bedaren komt, neem ik zachtjes haar gezicht tussen mijn handen, mijn duimen vegen de laatste tranen van haar wangen. Haar huid is zacht en klam. "Luister," zeg ik ernstig, en ik wacht tot haar betraande, wazige ogen de mijne vinden. "Onthou wat ik nu zeg. Je staat er niet alleen voor. Niet meer." Ik kijk haar diep aan, en ik leg een eed af, niet met grote woorden, maar met de onwrikbare overtuiging in mijn stem. "Wat er ook gebeurt, we doen dit samen. Ik laat jou niet vallen. En jij laat mij niet vallen. Dat is het enige wat telt." Voorzichtig, om de broze stilte niet te verstoren, druk ik een kus op haar mond. Het is een zachte, tedere kus, zout van haar tranen, maar het is een belofte. Een pact. Ik trek me langzaam terug, maar laat haar niet los. Ik houd haar gezicht nog steeds tussen mijn handen en kijk haar diep in de ogen, zodat ze de onwrikbare zekerheid kan zien die ik nu voel. De storm in haar is gaan liggen, en in de stilte die overblijft, is er een nieuwe, fragiele helderheid.
"Oké," fluister ik, mijn stem is hees. "Wij tweeën dus. Tegen de rest." Een kleine, waterige glimlach verschijnt op haar lippen. Ze knikt. Het is genoeg. De angst en de onzekerheid zijn er nog, maar ze zijn niet langer een muur die ons scheidt. Ze zijn nu een gezamenlijke vijand. En een vijand moet je in de ogen kijken, niet voor wegrennen. "We kunnen ons niet voor altijd verbergen," zeg ik zacht, meer een constatering dan een vraag. Ik streel met mijn duim over haar natte wang. "Dit probleem, haar probleem, zal ons blijven achtervolgen."
De realiteit van mijn woorden daalt op haar neer, maar de paniek van eerder is weg. Ze leunt zachtjes tegen mijn hand, haar vertrouwen is een kostbaar, breekbaar geschenk. "Misschien," zeg ik dan, en de woorden voelen zwaar en tegelijkertijd onvermijdelijk aan. Ik probeer het idee voorzichtig te lanceren, niet als een bevel, maar als een vraag die we samen kunnen onderzoeken. Het is een test van onze nieuwe, broze alliantie. "Is de eerste stap dan om met haar te gaan praten?"
"Hoe bedoel je?" Ze maakt zich een beetje los uit mijn omhelzing, de warmte van haar lichaam trekt zich terug en laat een plotselinge kou achter. Haar wenkbrauwen fronsen in een diepe groef van verwarring en opkomende angst. Ze veegt met de rug van haar hand de laatste, natte sporen van haar tranen van haar wangen, een defensief, bijna kinderlijk gebaar.
"Je grootmoeder," verduidelijk ik, en ik houd mijn stem zacht en gelijkmatig. "Misschien... misschien draait ze wel bij als ze me leert kennen?" Ik zoek naar de juiste woorden, een logica die haar angst kan sussen. "Als ze ziet dat ik geen monster ben, geen dief die haar familie-erfgoed wil ontheiligen. Als ze ziet dat ik om je geef."
"Ze kan koppig zijn," zegt Marie onmiddellijk, en de vlakke, afwerende toon in haar stem vertelt me meer dan de woorden zelf. Ik zie aan haar blik, die plotseling weer donker en afwerend is, dat ze niet overtuigd is. Dit is geen vreemdenhaat; dit is een diepe, door ervaring gevormde kennis van de vrouw die haar heeft grootgebracht. "Voor haar is er geen grijs," vervolgt ze, haar stem is nu een gespannen fluistering. "Ze ziet de wereld in zwart en wit. Goed en kwaad. Geloof en hekserij. Als ze eenmaal heeft besloten dat je aan de verkeerde kant staat, is er geen weg meer terug."
"In ieder geval hebben we het dan geprobeerd," zeg ik, en ik pak haar hand, mijn vingers verstrengelen zich met de hare. Ik knijp zachtjes, een stille boodschap van steun. "Luister naar me, Marie. Vluchten en ons verbergen lost niets op. Het stelt het probleem alleen maar uit. Het maakt ons tot prooien, altijd over onze schouder kijkend, wachtend op de jager. Ik weiger zo te leven. En ik weiger jou zo te laten leven." Ik trek haar iets dichter naar me toe, dwing haar mijn blik te vangen. "Laten we de strijd aangaan, samen. Als bondgenoten. Niet als slachtoffers."
Marie kijkt me aan, en terwijl mijn woorden tot haar doordringen, zie ik iets in haar veranderen. De gespannen angst in haar ogen verzacht, de harde lijn van haar mond wordt weker. En dan, voor het eerst sinds de hel vanochtend losbarstte, zie ik een authentiek, helder lichtje van hoop in haar ogen oplichten. Het is niet de naïeve overtuiging dat mijn plan zal werken, dat zie ik duidelijk. Het is de diepe, overweldigende dankbaarheid dat ik bereid ben het gevecht samen met haar aan te gaan. De ontroerende realisatie dat ik niet wegloop voor haar, hoe gevaarlijk en gecompliceerd de hele situatie ook is. Ze is niet langer alleen.
Ik glimlach zachtjes naar haar, en de spanning die als een ijzeren band om mijn eigen borstkas zat, begint eindelijk los te laten. Ik probeer de zwaarte van het moment te doorbreken, om haar die kostbare, pasgeboren hoop te laten voelen. "Zolang ze maar niet met een mes achter me aan komt, natuurlijk." Een onverwacht geluid ontsnapt haar. Eerst een verbaasde proest, een hik van ingehouden adem, en dan barst ze los in een echte, heldere lach die door haar opgedroogde tranen heen breekt. Het is het mooiste, meest bevrijdende geluid dat ik in dagen heb gehoord. Het is het geluid van de zon die door de donkerste onweerswolken breekt.
"Gekkie," zegt ze, en de tederheid in haar stem is voelbaar. Ze geeft me een speels duwtje tegen mijn borst, een gebaar zo normaal, zo vol leven, dat het de bovennatuurlijke verschrikkingen van de afgelopen dag even naar de achtergrond verdringt. Ik pak haar hand en breng die naar mijn lippen voor een kus op haar knokkels, een gebaar van een ridder voor zijn dame. Ik kijk haar aan, mijn hart vol van een gevoel dat zowel angstaanjagend als wonderbaarlijk is. Een gevoel zo krachtig dat het alle twijfel, alle angst voor wat komen gaat, overstemt. "Ik ben gek op jou."
De zwaarte van de afgelopen dagen lost op in de warmte van de hotelkamer, in de stilte die enkel wordt doorbroken door onze zachte ademhaling. Ik trek haar bij haar middel en met een soepele beweging, die zowel speels als bezitterig is, rol ik haar bovenop me. Een verraste kreet ontsnapt haar, die onmiddellijk wordt gesmoord door mijn mond op de hare. De kus is diep en hongerig, een verkenning en een herkenning tegelijk. Ik verlies bijna mijn zelfbeheersing als ze zacht kreunend haar armen om mijn nek slaat en haar lichaam tegen het mijne aandrukt.
Ik trek me met moeite terug, onze lippen slechts een ademtocht van elkaar verwijderd. Mijn voorhoofd rust tegen het hare. "Liefje," mompel ik, mijn stem schor. "Dit... Weet je zeker dat dit verstandig is? Na alles?" Met grote, wijd opengesperde ogen kijkt ze me aan, een vleugje verwarring in haar helderblauwe blik. De vraag is geen afwijzing, dat ziet ze, maar een laatste, oprechte zorg. Een glimlach, sluw en vol zelfvertrouwen, speelt om haar lippen. "Wil jij dat het stopt?" fluistert ze, en met die simpele wedervraag neemt ze alle macht over.
Mijn hart krimpt samen van de pure, onverbloemde begeerte. Mijn hand trilt als ik haar kin zachtjes omhoogduw, zodat we elkaar recht kunnen aankijken. "Ik wil je dolgraag," beken ik. "Meer dan verstandig is. Ik wil het alleen niet verknoeien."
"Zegt de man die gisteren geen enkele moeite had om onverstandig te zijn," plaagt ze zacht. Haar hand glijdt met een tergend trage beweging van mijn borstkas omlaag, over de gespannen spieren van mijn buik, tot ze de harde bobbel in mijn boxershort vindt. Wanneer haar vingers er zachtjes overheen strijken, kan ik met moeite een kreun onderdrukken. Haar ogen beginnen te glanzen, zich ineens bewust van de verwoestende macht die ze over me heeft.
Ze richt zich op, haar knieën aan weerszijden van mijn heupen. Met een trage, doelbewuste beweging trekt ze haar T-shirt over haar hoofd uit en ontbloot ze haar twee verrassend, perfect gevormde borsten. Wanneer ze aanstalten maakt om zich op mij te laten zakken, op de hardheid die zo hevig naar haar verlangt, leg ik mijn handen op haar heupen en houd ik haar tegen. "Waarom zo'n haast?" fluister ik. "We hebben nog een hele dag." Ik kom iets omhoog en druk een zacht kusje op het puntje van haar neus. "En ik wil van elk moment genieten."
"Je bent adembenemend." Mijn opmerking, zo oprecht en vol aanbidding, doet haar blozen, een warme kleur die prachtig afsteekt tegen haar huid. Een donker verlangen maakt zich van haar meester en spreidt zich als een laaiend vuur door haar lichaam. Ze bijt op haar lip, haar ogen worden donkerder, dieper. "O..." Ze jammert zacht van genot wanneer mijn handen de weg naar haar borsten vinden. Ik neem ze beide vast, ze vullen mijn handpalmen perfect, en met mijn duimen begin ik zachtjes over haar harde, roze tepels te wrijven. Het is zo onverdraaglijk lekker dat ze kronkelt en draait onder mijn liefkozingen, haar rug kromt zich in een stille smeekbede om meer. "Niet stoppen," jammert ze wanneer ik plotseling overeind kom en haar dwing op haar rug te gaan liggen. Mijn brandende blik ontmoet de hare. Ik kijk haar onderzoekend aan, een stille vraag in mijn ogen.
"Alsjeblieft, Wolf," fluistert ze bevend. "Alsjeblieft." Haar gezicht ziet er verwilderd uit, haar wangen zijn rood van opwinding, haar blauwe ogen zijn wild en haar mond is half geopend, haar lippen gezwollen van onze kussen. De begerige, smekende blik in haar ogen geeft me rillingen. Marie steekt haar hand naar me uit en haar vingers haken achter de rand van mijn boxer, klaar om die naar beneden te trekken. "Nee," fluister ik. "Nog niet."
Ze kijkt me fronsend aan. "Waarom niet?" Haar stem is een en al gekwelde frustratie. Als antwoord duw ik haar zachtjes achterover in de kussens en ga ik boven op haar liggen, mijn gewicht op mijn ellebogen steunend. Onze tongen vinden elkaar en beginnen een hartstochtelijk, speels gevecht. Ik kus haar tot ze geen adem meer kan halen, tot ze zachtjes kreunend tegen mijn lippen protesteert. Ik laat mijn mond los van de hare en begin aan een ontdekkingsreis. Ik kus haar hals, haar kaaklijn, en glijd steeds verder omlaag, naar de zachte welving van haar borsten. Ik begin ze te kneden, zachtjes, en lik de vallei ertussen, tot haar vingers willoos in het laken naast haar hoofd grijpen. Mijn mond vindt de hard geworden tepel. "Wil je dat ik stop, liefje?" plaag ik haar, mijn hete adem tegen haar gevoelige huid.
Wild schudt ze haar hoofd, haar haren zwiepen over het kussen. "Nee! Oh nee!" Mijn vingers vinden haar andere tepel en beginnen die te plagen, een spiegelbeeld van de marteling die mijn mond uitvoert. Ze hijgt en hapt naar adem. Ze huilt, woelt en schreeuwt mijn naam als ik mijn lippen er opnieuw omheen sluit en er zachtjes, plagerig, in bijt. "Ik vraag me af..." prevel ik tegen haar huid.
"Wat?" klinkt het ietwat geërgerd. "Niet stoppen! Praat niet!"
Ik lach zachtjes en laat mijn mond verder naar beneden glijden, over de zachte huid van haar buik. Lager en lager raken mijn lippen haar huid aan, een spoor van vuur achterlatend, tot ik bij de kanten rand van haar slipje aankom. "Je maakt me helemaal gek," fluister ik, en het klinkt bijna als een beschuldiging. Marie kreunt diep wanneer ik haar slipje langzaam naar beneden trek en mijn vingers de vochtige hitte vinden die daar op me wacht. Ze kromt haar rug, een scherpe, hijgende ademtocht ontsnapt haar, op het moment dat mijn vingertoppen de bron van haar verlangen vinden. Het lijkt alsof ze de controle over haar lichaam volledig is verloren. "Oh Wolf..." hijgt ze.
En dan... geef ik haar de kus waar haar lichaam al die tijd om heeft gesmeekt. Ik glimlach tegen haar huid als ik haar hoor kreunen. Ik blijf haar eren met mijn mond, tergend langzaam, elke beweging van mijn tong ontworpen om haar dieper de waanzin in te drijven. "Je smaakt naar honing en zonde," fluister ik. Ik kijk langs haar lichaam omhoog en zie dat haar ogen gesloten zijn, haar handen verkennen nu haar eigen borsten, en ik vind het heerlijk haar zo te zien, zo volledig overgegeven aan het genot.
Haar ademhaling wordt steeds onregelmatiger, korte, snelle stootjes lucht. De druk in haar onderbuik neemt toe, een naderende storm. Het pure genot vloeit door haar aderen, neemt haar hoofd en haar lichaam helemaal over. Ik weet dat ze op het punt staat haar hoogtepunt te bereiken, haar lichaam trilt, klaar voor de ontlading.
Ik kijk haar met een gemene, plagende grijns aan en stop abrupt met mijn liefkozingen. "Wolf!" huivert ze, haar ogen schieten open, vol ongeloof en paniek. "Niet stoppen! Alsjeblieft, nog even..." Ik buig me voorover en fluister in haar oor, mijn stem een lage, plagende grom, een belofte van wat nog komen gaat. "We hebben nog een hele dag, liefje." Ik geef haar een zacht kusje op haar trillende dij. "Zullen we eerst beneden gaan ontbijten?"
De lichte, plagende grijns op mijn gezicht verdwijnt wanneer ik de verandering in haar ogen zie. De speelsheid maakt plaats voor een diepe, donkere, smekende gloed. Marie kijkt me met open mond aan, haar ademhaling is een reeks snelle, hijgende pufjes. "Wolf," fluistert ze, haar stem is schor en smeekt. "Hou hier alsjeblieft mee op. Plaag me niet." Met een zwoele, onweerstaanbare blik in haar ogen, brengt ze haar heupen een beetje omhoog, een stille, alleszeggende uitnodiging. Haar lichaam spreekt een taal die duidelijker is dan welke woorden dan ook. Ze biedt zich aan me aan, een onvoorwaardelijke overgave. En ik ben verloren.
Het spel is voorbij. Met een zachte grom laat ik mijn mond opnieuw op haar huid neerdalen. Ik geef haar de kus waar haar lichaam al die tijd om heeft gesmeekt, niet op haar mond, maar op de bron van haar verlangen. Mijn lippen, mijn tong en mijn handen werken samen, niet langer om te plagen, maar om te aanbidden. Ik speel met haar, verken haar, tot ze kronkelend en met een gebroken stem mijn naam uitroept. Terwijl ik haar aankijk, haar zie verdrinken in het genot dat ik haar geef, laat ik mijn vingers in haar vochtige, gloeiende warmte glijden. Ik krijg niet genoeg van haar. De geur, de smaak, het geluid van haar kreunen... ze is de perfectie in eigen persoon. Ze is alles. En in dat moment, terwijl mijn hart als een wilde trom in mijn borst hamert, treft de waarheid me met de kracht van een blikseminslag.
"Ik hou van je." Mijn stem is een schorre, door opwinding en ontzag verscheurde klank. Een grom ontsnapt mijn lippen, een oerdrift neemt het over. Met een beweging die evenveel aanbidding als bezitname is, pak ik haar beet en draai haar op haar buik. Mijn handen glijden liefkozend van de delicate lijn van haar ruggengraat naar de perfect gevormde, ronde welving van haar billen. Marie werpt me van over haar schouder een smachtende blik toe, haar ogen vol vuur en overgave. "Alsjeblieft," ademt ze. "Neem me." Ze strijkt traag met haar tong over haar lippen en gaat op haar knieën zitten, haar billen uitnodigend aan me aanbiedend.
Wellustig laat ik mijn handen over haar heerlijke rondingen gaan. Een diepe, instemmende grom welt op uit haar keel wanneer ik zachtjes in haar huid knijp. Ze duwt haar billen nog verder naar achteren en wiebelt met haar heupen, een onweerstaanbare, ritmische dans. "Laat me niet langer wachten, Wolf."
Zonder iets te zeggen, zonder de betovering van haar blik te verbreken, trek ik mijn boxer snel naar beneden en kniel ik achter haar. Met beide handen trek ik haar billen naar me toe, en met één krachtige, vloeiende beweging worden we eindelijk één. Ze zindert, haar hele lichaam spant zich aan, en zachte kreetjes van verrukking ontsnappen haar lippen. Haar vochtige, gloeiende hitte omhult me zo heerlijk, zo perfect, dat ik moet vechten tegen de drang om me onmiddellijk over te geven aan de vergetelheid die ze me aanbiedt.
Met een schreeuw van triomf en verlangen zet ik een snel, wild ritme in. Marie beweegt onmiddellijk mee, haar lichaam reageert instinctief op elke stoot, in een poging om het onstuimige, overweldigende genot dat ik in haar ontketen, vast te houden en te vergroten. Mijn handen zijn overal: ze strelen haar borsten, glijden over de gladde huid van haar rug, en kneden de zachte ronding van haar billen.
Kreten van verrukking blijven uit haar keel opstijgen en dat windt me alleen maar meer op. Elk geluid, elke uitzinnige, ademloze kreet is als muziek in mijn oren, een lofzang op onze vereniging. Ze hapt naar lucht wanneer een alles verterende golf van begeerte door haar heen slaat. Haar spieren trekken zich samen, een zoete, onweerstaanbare omhelzing die me naar de rand van de waanzin drijft. Ik grijp haar heupen stevig vast, haar tot volledige overgave dwingend. Ze kreunt en steunt, kromt haar rug en geeft zich totaal aan me over tot ze een verrukkelijke, schokkende climax bereikt. Zelfs door de mist van mijn eigen lust voel ik haar lichaam trillen en samentrekken.
"Nog..." hijgt ze, haar stem is een gebroken smeekbede. "Ik wil nog..." Haar onverzadigbare honger is de laatste vonk die ik nodig heb. Ik blijf bewegen, diep en krachtig, gedreven door een oerkracht die ik niet langer kan of wil beheersen. Ik weet niet of ze de intensiteit kan verdragen, niet omdat het pijn doet, maar omdat de hevigheid van het genot zo overweldigend is dat het haar bijna in twee splijt, haar ziel blootlegt voor de mijne.
De laatste barrières tussen ons zijn gesmolten in het vuur van onze passie. Wanneer ik met een oerkreet, een geluid dat zowel overwinning als overgave is, mijn zaad diep in haar loos, voel ik meer dan alleen een fysieke ontlading. Het is alsof er een stroom van pure, witte energie van mij naar haar vloeit, een bliksemschicht die ons verbindt op een manier die ik niet kan begrijpen. Ze schokt in mijn armen, maar het is niet alleen de climax van haar genot. Haar lichaam, zo levendig en responsief een moment geleden, wordt plotseling slap. Haar ogen, die gesloten waren in extase, rollen even weg onder haar oogleden, en wanneer ze weer openen, zijn ze wazig en ongericht, starende naar een punt ver voorbij het plafond van deze kamer.
En dan spreekt ze, maar het is niet haar stem. Het is een echo, dun en ver weg, een stem uit een andere tijd die haar lippen gebruikt als een doorgeefluik. "Maryam..." hoort ze zichzelf in de verte mompelen. "Maryam, gebruik het amulet... voor het te laat is." De vreemde stem sterft weg. Haar lichaam blijft slap in mijn armen, haar ademhaling is oppervlakkig. De euforie van mijn orgasme wordt onmiddellijk vervangen door een ijskoude, kruipende angst. Wat is hier gebeurd?
Ik blijf nog een hele poos zo liggen, met haar in mijn armen, mijn hart bonzend van de inspanning en de schok. De uitputting van de afgelopen dagen eist zijn tol. Mijn geest is een warboel van onbeantwoorde vragen, mijn lichaam is zwaar. Tegen mijn wil in, overweldigd door alles, dommel ik langzaam in, mijn wang rustend op haar vochtige haar.
"Stilte voor de storm," weergalmt een stem in mijn hoofd, de spottende, zijdeachtige stem van de Zwarte Weduwe. De droom die volgt is kort, maar afschuwelijk levendig. Ik sta op een marktplein, de lucht is oranje en de hitte is ondraaglijk. In het midden staat een brandstapel, de vlammen likken gulzig aan het droge hout. En bovenop, vastgebonden aan een paal, zie ik haar. Marie. Ze kijkt me aan, haar ogen wijd van terreur, en ze schreeuwt. "Wulfbehrt!"
"Marie! Neee!" Ik schrik wakker met een gewelddadige schok, mijn eigen schreeuw echoënd in de stille kamer. Mijn hart hamert in mijn keel. Ik kijk naast me. Marie ligt nog steeds op haar rug, haar ogen zijn open, maar ze staart met diezelfde lege, glazige blik naar het plafond, als in trance. Een zachte, onbewuste gemompel komt over haar lippen. "Gebruik het amulet..." mompelt ze. "De tijd dringt..."
"Marie?" Ik staar haar met open mond aan. Dit is geen droom. Dit is echt. Ik schud zachtjes aan haar schouder. "Marie, word wakker." Geen reactie. De angst slaat om in paniek. Ik pak haar steviger vast en schud harder. "Marie! Verdomme, kom terug!" Ze kijkt verschrikt op, alsof ze uit een diepe slaap wordt gerukt. Ze knippert een paar keer, haar ogen proberen te focussen. Ze kijkt van mijn bezorgde gezicht naar de kamer om haar heen, en dan weer terug naar mij, volslagen gedesoriënteerd. Ze voelt mijn handen op haar schouders en kruipt instinctief dichter tegen me aan, op zoek naar veiligheid. "Wolf? Wat... wat is er?"
"Gaat het?" vraag ik haar, mijn stem is nog steeds schor van de slaap en de angst. Ze knikt ja, een kleine, onzekere beweging, maar ik zie aan de verwarde, afwezige blik in haar ogen dat ze nog altijd van de kaart is. "Wat gebeurt er met je?" vraag ik, en ik probeer de paniek uit mijn stem te weren. "Je was... weg. Je sprak met een andere stem."
"Een andere stem?" fluistert ze, en ik zie hoe de herinnering, of het gebrek daaraan, haar angst aanjaagt. "Wolf, ik weet het niet. Ik herinner me niets." "Het amulet," zeg ik, meer tegen mezelf dan tegen haar. "Het moet het amulet zijn. Toen we... het was alsof er een connectie was, een vonk die oversloeg." Marie haalt haar schouders op, een hulpeloos gebaar dat haar kwetsbaarheid benadrukt. Ik zucht diep en haal een hand door mijn haar. De puzzelstukjes zijn te groot, de machten te onbekend. We hebben hulp nodig.
"Ik vrees dat er maar één iemand is die ons kan helpen," zeg ik somber.
"Ik ga niet terug naar het kerkhof," klinkt het onmiddellijk, haar stem vol paniek. "Niet weer die Zwarte Weduwe. Ik ga niet..."
Ik glimlach flauwtjes en onderbreek haar. "Nee. Ik dacht eerlijk gezegd aan je grootmoeder."
Een nieuwe uitdrukking verschijnt op haar gezicht, een die niet veel beter is dan de angst. "Die is al even erg," mompelt ze.
Ondanks de ernst van de situatie, schiet ik in de lach. Een korte, humorloze lach van pure, absurde ironie. "Ze is ten minste menselijk. Hoop ik."
"Wolf, ze wil je dood." zegt Marie, en haar woorden zijn een sobere, kille herinnering aan de realiteit. Haar verklaring dringt opnieuw tot me door, nu niet in een moment van passie, maar in het koude ochtendlicht. Ik heb moeite om het te geloven, om de liefhebbende 'oma' uit haar verhalen te rijmen met de vrouw die een moordopdracht geeft. "Zie jij haar echt in staat om iemand te vermoorden? Je eigen oma?"
"Ik weet het niet," geeft ze eerlijk toe. "Waarschijnlijk niet met haar eigen handen. Maar ze is... overtuigd. Ze gelooft heilig in haar missie, in de bloedlijn. Voor haar staat er veel op het spel. Dit is niet zomaar een familie-erfstuk, Wolf. Het is..." Ik leg een vinger op haar lippen. "Ik weet het." Ik kijk haar aan, en de naïeve hoop die ik gisteren misschien nog had, is volledig verdwenen. De dreiging is reëel. Maar mijn overtuiging is dat ook. "Vluchten heeft geen zin. Een vijand die je niet confronteert, zal je altijd in de rug steken. We kunnen hier niet voor weglopen."
Marie kijkt me hoofdschuddend aan, een stille getuigenis van haar twijfel en angst. Maar ze protesteert niet. Ze ziet de vastberadenheid in mijn ogen. "Oké dan," zegt ze zacht, haar stem vol berusting. "Maar we gaan dit voorzichtig moeten aanpakken. Heel voorzichtig." Mijn voorstel om de harde realiteit van onze situatie te bespreken, hangt nog in de lucht tussen ons. De schaduw van haar grootmoeder, van de Zwarte Weduwe, van de onmogelijke keuzes die voor ons liggen. Maar Marie schudt zachtjes haar hoofd, een ondeugende, bijna rebelse glimlach speelt om haar lippen.
"Praten?" fluistert ze, en ze nestelt zich dichter tegen me aan, haar lichaam een warme, zachte lijn tegen het mijne. Ze drukt een plagend kusje op mijn kin. "Ik kan aan heel wat betere dingen denken om te doen op een ochtend als deze."
"O ja?" vraag ik, mijn eigen stem al een octaaf lager, de ernst van een moment geleden verdampt dadelijk in de hitte die ze uitstraalt. "Ja," ademt ze. "Ik ben namelijk nog lang niet klaar met jou." Ze kruipt behendig boven op me, haar benen aan weerszijden van mijn heupen, haar gewicht een heerlijke, welkome last. Nog nooit heeft iemand me met zoveel openlijke, onvoorwaardelijke liefde in de ogen aangekeken. Haar blik is helder, zonder angst of twijfel. Ze strijkt met de toppen van haar vingers over mijn ongeschoren wang, een aanraking die lichter is dan een veertje maar dieper brandt dan vuur.
"Ik hou van je, Wolf," zegt ze, haar stem is zacht maar onwrikbaar. "En ik verwacht niets terug, onthou dat. Ik wil gewoon dat je het weet." Haar ogen lichten op, prachtige, helderblauwe ogen waarin ik moeiteloos kan verdrinken en die exact haar stemming, haar ziel, weerspiegelen. Mijn adem stokt in mijn keel. De woorden zijn een geschenk, zo onverwacht en zo puur dat ik niet weet hoe ik moet reageren. "Heb je enig idee hoe mooi je bent?" fluister ik, de enige woorden die ik kan vinden om de overweldigende emotie in mijn borstkas te benaderen.
Marie lacht, een warm, vol geluid dat door me heen trilt. "Zeg meer van dat soort dingen," fluistert ze, en ik voel haar dijen zich speels om mijn heupen klemmen. Haar zachte, vochtige vrouwelijkheid strijkt langs de top van mijn harde opwinding wanneer ze plagend heen en weer beweegt. Dit is wie ze echt is. Niet alleen de erfgename van een magische bloedlijn, niet alleen een vrouw op de vlucht. Ze is een verleidelijke godin, een combinatie van onschuld en losbandigheid, van kracht en adembenemende schoonheid.
"Wolf," kreunt ze zacht, haar ogen sluiten zich half terwijl haar vingertoppen een spoor van vuur over mijn borst en buik trekken. Ik trek haar naar me toe om haar te zoenen, een diepe, bezitterige kus. Tegelijkertijd trekken mijn handen haar heupen naar beneden, terwijl ik de mijne omhoogduw, een onweerstaanbare drang om de laatste afstand tussen ons op te heffen. Wanneer ik in haar zachte, warme lichaam dring, hoor ik haar scherp naar adem happen. Ze gooit haar hoofd achterover en glijdt over mijn heupen, ze berijdt me met een ritme dat oeroud en nieuw tegelijk is. Mijn hele lichaam verstrakt. Nee, het is te snel, te hevig. Ik wil dit moment rekken, het voor eeuwig laten duren.
"Ik weet niet hoelang ik dit kan volhouden," zeg ik schor, mijn stem een gekwelde grom. "Geef me een minuutje om..." Maar Marie blijft bewegen, haar ogen gesloten en haar mooie gezicht een masker van pure vervoering. Ze straalt van de extase, verloren in de sensatie. Gehoorzamen is een woord dat op dit moment niet in haar woordenboek staat. "Je voelt zo heerlijk aan," fluistert ze, haar heupen wiegen en draaien op een manier die mijn zelfbeheersing aan flarden scheurt. "Zo lekker... zo... juist."
Ik voel haar spieren zich diep vanbinnen verstrakken, een onweerstaanbare omhelzing. Met een gesmoorde kreet geeft ze zich over aan haar orgasme, haar lichaam schokt en trilt boven op het mijne. Meer heb ik niet nodig. Haar genot is de vonk die mijn eigen vuurzee ontketent. Ik begraaf mijn handen in haar haren, trek haar gezicht naar het mijne en stort me nog één keer diep in haar, mezelf volledig overgevend aan een eigen climax die zo overweldigend en verblindend is dat ik zwarte vlekken voor mijn ogen zie dansen.
Het gejaagde, hijgende geluid van onze ademhaling is het enige dat de daaropvolgende stilte doorbreekt. Wanneer ik mijn ogen weer open, kijk ik recht in de heldere, stralende blik en het gelukkige, van zweet glanzende gezicht van Marie. Ze ligt loom en voldaan boven op me, een glimlach van pure tevredenheid op haar lippen.
"Ik denk," zegt ze met een lach in haar stem, "dat we nu echt te laat zijn voor het ontbijt."
"Ik haal wel een paar broodjes en wat kaas in de winkel hiernaast," reageer ik, mijn stem nog steeds schor.
"Oké," zegt ze, en ze rolt met een zachte kreun van me af. "Dan glip ik intussen even naar mijn oude appartement om wat extra kleren te halen. Ik kan niet eeuwig in jouw T-shirts blijven rondlopen." Ze staat op en ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Ze loopt naar me toe, buigt zich voorover en geeft me een laatste, diepe kus.
"Blijf niet te lang weg," fluister ik tegen haar lippen. "Ik mis je nu al."
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10