Door: Leen
Datum: 31-07-2025 | Cijfer: 9.1 | Gelezen: 768
Lengte: Lang | Leestijd: 23 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Eerste Keer, Verlangen, Verleiden,
Lengte: Lang | Leestijd: 23 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Eerste Keer, Verlangen, Verleiden,
Vervolg op: Verlangen - 18: De Geschiedenisles
De Bib
Noot van de auteur: Voor alle duidelijkheid, lieve lezertjes... Dit verhaal is een duik in de soms verwarrende, vaak onhandige, en altijd intense wereld van tieners die worstelen met hun gevoelens en hun ontluikende seksualiteit. Verwacht je aan psychologisch drama, emotionele rollercoasterritten en een flinke portie twijfel. Ben je enkel op zoek naar stomende, expliciete seksscènes? Dan moet ik je teleurstellen en kan je misschien beter een ander verhaal lezen.
Woensdagochtend. De gangen van de school zijn een kolkende rivier van luidruchtige leerlingen, en ik probeer er zo onopvallend mogelijk doorheen te navigeren. Mijn hoofd is nog steeds chaos door de bekentenissen en de vreemde vriendschap mij en Eva. Ik ben zo in gedachten verzonken dat ik haar pas opmerk als ze recht voor me staat en de mensenstroom om ons heen leidt. “Deze middag,” zegt ze, zonder enige vorm van begroeting. Haar stem is zakelijk, direct. “Komen we om twee uur samen in de bibliotheek. We beginnen aan die opdracht.”
Het woord ‘bibliotheek’ is een sleutel die een deur in mijn hoofd opent die ik liever gesloten had gehouden. Onmiddellijk flitst er een beeld door mijn gedachten. Geen volledig verhaal, maar een sensorische snapshot: de geur van oud papier, de harde ruggen van boeken die in mijn rug drukken, de verrassende hitte van Eva haar lippen, de schaduwen in het gangpad. Ik voel een blos naar mijn wangen kruipen. “O-oké,” stotter ik. Ik haat de verraderlijke trilling in mijn stem.
Eva’s ogen vernauwen zich. Ze heeft het gehoord. Ze heeft het gezien. Een kleine, bijna onzichtbare, wetende glimlach speelt om haar lippen voordat ze zich omdraait en weer verdwijnt in de menigte. Ik blijf achter. Mijn hart bonst. Ik voel me plotseling weer net zo blootgesteld als toen.
--
Die namiddag voelt de stilte van de bibliotheek drukkend. Ik zit samen met Kathleen en Martine aan een grote, vierkante eiken tafel. De sfeer is ongemakkelijk, een broeierige mix van afwachting en nervositeit. We wisselen wat beleefdheden uit over het weer en de saaie les van daarnet, maar het zijn lege woorden die de stilte nauwelijks vullen. We wachten allemaal op de komst van onze onwaarschijnlijke groepsleidster: Eva.
Ze is vijftien minuten te laat. Ze snelt de bib binnen, haar laarzen tikken zelfverzekerd op de linoleumvloer. Ze gooit haar tas met een nonchalante klap op tafel en ploft neer op de laatste lege stoel. “Goed, hier ben ik dan,” zegt ze. Heel even kijkt ze ons om de beurt aan, haar blik scherp en vol energie. “Laten we één ding afspreken. We gaan het dus NIET hebben over de Bestorming van de Bastille, de onthoofding van de koning of de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger.” Ze trekt een vies gezicht. “Dat is oersaai en dat doet de rest van de klas al. Wij gaan voor de juice.”
Kathleen en Martine knikken braaf, een beetje geïntimideerd. Ik zeg niets, maar een vonk van nieuwsgierigheid wordt in me aangewakkerd. Eva schuift een zwaar geschiedenisboek naar het midden van de tafel en slaat het open. Haar vinger, met perfect gelakte nagel, tikt op een afbeelding van een overdadig, bijna vulgair diamanten halssnoer. “We gaan het hierover hebben,” verklaart ze. “De diamanten halsketting-affaire.”
Ze begint te vertellen, niet als een leerling die een onderwerp voorstelt, maar als een roddeljournaliste die een sappig, vergeten schandaal oprakelt. Ze praat over een meesteroplichter, een ijdele, geile kardinaal, en een koningin met een gigantisch imagoprobleem. Haar ogen fonkelen terwijl ze het complot uit de doeken doet, vol vervalste brieven, geheime nachtelijke ontmoetingen en een peperduur juweel dat in het niets verdween. Kathleen hangt aan haar lippen, haar mond half open van verbazing. Martine, de meest voorzichtige van ons twee, fronst haar wenkbrauwen. “Maar… is dat wel een belangrijk genoeg onderwerp? Mevrouw De Vries had het over een ‘keerpunt’. Dit staat amper in ons handboek.”
“Natuurlijk is het belangrijk,” kaatst Eva terug, haar stem vol overtuiging. Ze leunt naar voren, haar blik intens. “Het gaat niet om dat stomme halssnoer, Martine. Het gaat om het verhaal erachter. Dit schandaal heeft de reputatie van de koningin volledig vernietigd, nog voor er één druppel bloed had gevloeid. Het was fake news avant la lettre. Een perfect voorbeeld van hoe een leugen, mits goed verpakt, een heel regime ten val kan brengen. Als dat geen keerpunt is, weet ik het ook niet meer.” Kathleen en Martine kijken haar met open mond aan, duidelijk overdonderd door haar zelfvertrouwen en de onconventionele invalshoek. Ze zijn om.
Ik ben al die tijd stil geweest, gefascineerd. Niet alleen door het bizarre verhaal, maar vooral door de manier waarop Eva het vertelt. De passie, de scherpzinnige analyse van de manipulatie, de focus op de machtsspelletjes. Dit is haar wereld. Ze begrijpt de dynamiek van bedrog en reputatie op een manier die mij tegelijkertijd afstoot en intrigeert. Ik voel een lichte huivering als ik denk aan de bibliotheekscène van een paar dagen geleden; dit is dezelfde strategische, bijna roofdierachtige intelligentie, maar nu wordt ze voor ons ingezet, in plaats van tegen mij.
Nadat ze Kathleen en Martine volledig heeft ingepakt, valt haar blik op mij. De speelse, dominante uitdrukking verdwijnt en maakt plaats voor een serieuze, vragende blik. De rest van de wereld, de andere twee meisjes, de bibliotheek, lijkt even te vervagen. Het is een stille vraag, alleen voor mij bestemd. En? Wat vind jij ervan? Ben je mee?
Ik denk aan het verhaal van de onschuldige koningin die veroordeeld werd door het volk. Ik zie de parallellen met mijn eigen, kleine, onbelangrijke leven. Ik denk aan de weddenschap van Carl en Els, een complot dat achter mijn rug werd gesmeed. Ik denk aan de roddels, de leugens, de manier waarop een gefabriceerd beeld een eigen leven kan gaan leiden, totdat niemand meer geïnteresseerd is in de waarheid. Ik begrijp, op een diep, persoonlijk niveau, hoe het voelt om veroordeeld te worden voor iets wat je niet bent. En voor het eerst sinds we dit onwaarschijnlijke groepje hebben gevormd, voel ik een vonk van oprechte, onvervalste interesse. Dit is meer dan een spreekbeurt.
Langzaam knik ik. Een kleine, tevreden glimlach verschijnt op Eva’s gezicht. De alliantie is gesmeed. “Oké, perfect,” zegt ze, en ze klapt in haar handen. De zakelijke toon is terug. “Dan doen we het zo. Martine, jij en Kathleen verzamelen de harde feiten: data, namen, en vooral de beelden. Zorg voor lelijke portretten, ik wil dat die kardinaal eruitziet als de idioot die hij was.”
“En Leen?” vraagt Kathleen. Eva’s blik wordt weer zacht als ze naar mij kijkt. “Leen is de storyteller. Zij duikt in de brieven, de dagboekfragmenten, de getuigenissen. Ik wil de pijn, de vernedering. Maak het persoonlijk. Maak dat de klas de onrechtvaardigheid voelt.” Ik knik opnieuw, een vreemd gevoel van verantwoordelijkheid en opwinding borrelt in me op.
“Iedereen werkt de komende dagen aan zijn deel,” concludeert Eva, “en dan komen we zaterdagochtend bij mij thuis samen om alles in elkaar te gooien tot één geheel, oké?” Iedereen knikt. Na nog een uur van brainstormen en het verdelen van de boeken zijn we klaar. Kathleen en Martine ruimen hun boeken op. Ze mompelen een “Tot zaterdag” en verdwijnen dan snel tussen de boekenrekken, me alleen achterlatend met Eva. De sfeer aan de tafel verandert onmiddellijk. De schoolse spanning van de vergadering maakt plaats voor iets anders, iets persoonlijkers en veel geladener. Ik voel de echo van onze eerdere interacties in de stilte hangen. Ik begin ook mijn spullen in mijn tas te proppen, mijn gedachten al volledig bij Carl. Ik verlang ernaar om te ontsnappen aan deze intense, verwarrende dynamiek en me onder te dompelen in de eenvoudige, veilige warmte van zijn aanwezigheid.
“Wacht even,” klinkt de stem van Eva, net als ik aanstalten maak om op te staan. Ik kijk op. “Mijn ouders zijn niet thuis vanavond,” zegt ze, op een toon die tegelijkertijd nonchalant en veelbetekenend is. “Geen zin om bij mij thuis te chillen? Michele en Kristel komen ook. En Gert en Pieter waarschijnlijk ook.” De namen slaan in als kleine schokjes. Michele en Kristel. Gert en Pieter. Dat is niet zomaar een groepje. Dat is haar groepje. De A-lijst. De onaantastbaren die ik al jaren observeer vanop een veilige, onzichtbare afstand. Een uitnodiging om hun wereld te betreden.
Ik aarzel. Een oorlog breekt los in mijn hoofd. Het eerste, instinctieve antwoord is een volmondige ‘nee’. Een deel van mij wil schreeuwen dat ik al plannen heb, dat ik naar huis moet, eender welke leugen om hier onderuit te komen. De gedachte alleen al om in een kamer te zitten met die mensen, om hun perfecte, zelfverzekerde wereld binnen te stappen, bezorgt me een koud, misselijk gevoel. Wat moet ik in godsnaam tegen hen zeggen? Ze gaan me met de nek aankijken, me uitlachen. Ik pas daar niet.
Maar dan is er een andere stem, een nieuwe, gevaarlijkere stem die de laatste tijd steeds luider wordt. Die stem fluistert dat ‘nee’ zeggen de veilige, maar ook de seutige optie is. De Leen van vroeger zou ‘nee’ zeggen. De Leen van vroeger zou zich verschuilen achter een avondje met haar vriendje. En dat is het. Ik had eigenlijk met Carl afgesproken. Dat is mijn perfecte, waterdichte excuus. Maar wil ik dat wel? Een deel van mij, een nieuwsgierig, bijna masochistisch deel, wil wel kennismaken met Eva’s leefwereld. Ik wil zien hoe ze is als ze omringd is door haar vrienden. Ik wil, al is het maar voor één avond, een glimp opvangen van die andere, onbereikbare wereld.
Eva ziet de strijd op mijn gezicht. Ze leunt naar voren, haar blik is scherp en ze doorziet me volledig. Dan, alsof het de meest voor de hand liggende oplossing ter wereld is, zegt ze: “Waarom breng je Carl niet gewoon mee?” De woorden zijn een openbaring. De spanning in mijn schouders verdwijnt. De knoop in mijn maag ontspant zich. Het is de perfecte oplossing. De briljante, simpele uitweg uit mijn dilemma. Ik hoef niet te kiezen. Ik kan mijn veilige haven, Carl, meenemen in dit nieuwe, onbekende avontuur.
Een brede, oprechte glimlach breekt door op mijn gezicht. Ik voel mijn ogen stralen. “Dat is een topidee.”
--
Een halfuurtje later sta ik bij Carl voor de deur. Ik adem diep in en probeer de chaos van het afgelopen uur van me af te schudden. Mijn vinger zweeft even boven de deurbel, een laatste moment van aarzeling, en dan druk ik. Het geluid is schel en luid in de namiddagstilte. Ik hoor gestommel, dan voetstappen die dichterbij komen. Het slot klikt en de deur zwaait open.
Carl staat in de opening. Hij draagt een simpel, zwart t-shirt en een afgewassen jeans. Hij leunt nonchalant tegen de deurpost, zijn ene enkel rustend over de andere, een kleine, lome glimlach op zijn gezicht. Hij rent niet op me af, hij trekt me niet naar binnen. Hij blijft gewoon staan, kalm en zelfverzekerd, en neemt me in zich op. Zijn ogen ontmoeten de mijne, en op dat moment smelt de nonchalante houding weg in de warmte van zijn blik. De manier waarop zijn gezicht oplicht als hij me ziet, stuurt een golf van pure, vertrouwde genegenheid door me heen. Dit, realiseer ik me met een plotselinge, overweldigende helderheid, is mijn veilige haven.
Hij duwt zich af van de deurpost, de korte afstand tussen ons overbruggend. “Hey,” zegt hij zacht. “Hey,” antwoord ik. Hij trekt me in zijn armen. Zijn omhelzing is stevig en warm, en ik laat me erin wegzakken. Ik begraaf mijn gezicht in de holte van zijn nek. Ik adem zijn geur in, een vertrouwde mix van hemzelf en de vage geur van wasmiddel. Hij drukt een lange, zachte kus op mijn mond, een kus die niet veeleisend of gehaast is, maar die voelt als thuiskomen.
“En,” vraagt hij, terwijl hij me nog steeds vasthoudt, “hoe verliep het schoolwerk?”
“Best leuk, eigenlijk,” reageer ik, mijn stem een beetje gedempt. Ik geniet nog even van het moment, van de simpele, ongecompliceerde vraag. “Eva weet echt van aanpakken. Na een uur was alles al beslist en verdeeld.” Ik voel hem een beetje verstijven. Hij laat me los, maar houdt mijn schouders vast en kijkt me onderzoekend aan. “En wie heeft alles beslist? Jullie samen, of gewoon Eva?” Zijn toon is voorzichtig, maar de onderliggende kritiek is onmiskenbaar. Hij vertrouwt haar niet. Geen seconde. “Niet zo kritisch,” lach ik, en ik probeer de opkomende spanning weg te wuiven. “Het idee was van haar, maar we hebben er samen over beslist. Het is echt een cool onderwerp.”
“Oké dan,” zegt hij, maar hij klinkt nog niet overtuigd. Hij trekt me weer dichterbij, zijn humeur wordt lichter. “Zin om die hele Franse Revolutie te vergeten en gewoon wat muziek te luisteren op mijn kamer? We kunnen pizza bestellen.” De uitnodiging is als een warme, comfortabele deken. Zijn kamer, onze bubbel, pizza, en geen ingewikkelde sociale codes. De perfecte avond. En toch…
“Daar wou ik het net over hebben,” reageer ik, en ik voel me onmiddellijk ongemakkelijk.
Hij trekt een wenkbrauw op.
“Eva… ze heeft ons gevraagd voor een feestje. Bij haar thuis vanavond.” Ik zeg het snel, alsof de woorden minder pijn doen als ze er sneller uitkomen.
Carl laat me abrupt los en zet een stap achteruit. Zijn glimlach is verdwenen. “Je hebt toch ‘nee’ gezegd, hoop ik?”
“Nee. Het lijkt me wel leuk.”
Hij kijkt me met open mond aan, een blik van puur ongeloof op zijn gezicht. “Leen, we hebben het over Eva. Jouw vijand, weet je nog? Het meisje dat je jarenlang heeft gepest.”
“Was mijn vijand,” corrigeer ik hem zacht. “We hebben het uitgepraat. Ze valt echt goed mee, Carl.”
“Uitgepraat?” Hij lacht, een kort, bitter geluid. “Je praat een messteek in je rug ook niet zomaar uit. Ik snap dit niet. Na alles wat ze je heeft aangedaan.”
“Toe, Carl, doe dit voor mij.” Mijn stem is een smeekbede. “Ik wil dit proberen. Ik wil haar vrienden leren kennen.” Ik pak zijn hand, een wanhopige poging om hem fysiek te overtuigen, om hem aan mijn kant te trekken. Hij trekt zijn hand niet meteen weg, maar ik voel de spieren in zijn arm zich aanspannen. Zijn blik blijft hard, onvermurwbaar. “Ik ben niet gek, Leen.” Zijn stem is laag en ernstig, zonder enige ruimte voor discussie. “Denk even na. We hebben het over haar. Het meisje dat je leven tot een hel heeft gemaakt. Je was er jarenlang kapot van. En nu wil je gezellig gaan chillen in haar huis? Ik ga daar niet als een of andere idioot een colaatje staan drinken en toekijken hoe ze je weer in een of ander ziek spelletje trekt.”
Zijn woorden zijn logisch. Onverbiddelijk. En het voelt alsof hij een muur tussen ons optrekt, steen voor steen. Ik voel de grond onder mijn voeten wegzakken. Ik verlies dit argument, en erger nog, ik verlies hem. De frustratie borrelt in me op, heet en bitter. “Het gaat niet om haar, het gaat om mij!” zeg ik, mijn stem nu trillend van ingehouden emotie. “Ik wil niet meer het meisje zijn dat bang is, dat zich altijd verstopt. Ik wil dit proberen, voor mezelf. En ik wil dat jij erbij bent.”
“Er zijn duizend andere manieren om dat te bewijzen,” kaatst hij terug, en hij laat mijn hand los, zet een kleine stap achteruit. De afstand voelt als een kloof. “Maar niet bij haar. Niet in haar huis. Ik vertrouw haar voor geen meter, Leen. En ik laat niet toe dat ze je opnieuw pijn doet.”
De paniek slaat toe. Hij begrijpt het niet. Hij gaat nee zeggen. Hij gaat weglopen en ik zal alleen moeten gaan, of, erger nog, ik zal niet durven gaan en weer de lafaard zijn. De gedachte is ondraaglijk. En op dat moment, uit pure wanhoop, borrelt er een ander idee op. Een gevaarlijk, glibberig idee. Het voelt verkeerd, manipulatief… het voelt als iets wat Eva zelf zou doen. En ik haat mezelf erom, maar de angst om hem te verliezen is groter.
Ik zet de stap die hij achteruit deed weer naar voren, de kloof dichtend. Ik kijk hem niet langer smekend aan, maar met een nieuwe, onbekende intensiteit. Mijn stem wordt een verleidelijke, hese fluistering. “En als… als je er iets heel leuks voor terugkrijgt?”
Hij kijkt me aan, zijn ogen vernauwen zich onmiddellijk. De bezorgdheid maakt plaats voor argwaan. Ik leg mijn handen op zijn borst, voel de stevige, snelle hartslag onder mijn handpalmen. Ik voel hoe zijn lichaam zich aanspant onder mijn aanraking. “Een hele, héle mooie beloning.” Ik kijk hem diep in de ogen. “Als jij vanavond voor mij meegaat naar die heksenketel, dan beloof ik je… dat je er absoluut geen spijt van krijgt.”
Ik zie de strijd in zijn ogen. De logica en de beschermende woede vechten tegen de pure, onvervalste lust die mijn woorden en mijn aanraking opwekken. Hij pakt mijn polsen vast, zijn greep is stevig, bijna pijnlijk. “Leen, doe niet zo,” zegt hij, zijn stem is schor. “Dit is geen spelletje. Stop daarmee.” Hij klinkt niet boos, maar teleurgesteld. En dat doet meer pijn dan zijn woede. Maar ik kan nu niet meer terug. Ik heb mijn kaarten op tafel gelegd. Ik leun dichterbij, tot onze lippen elkaar bijna raken. “Ik meen het, Carl. Ik wil dit. En ik wil dat jij erbij bent.”
Het duurt een paar lange, stille, ondraaglijke seconden. Ik zie hoe hij worstelt met zichzelf. Hij kijkt naar mijn mond, dan weer naar mijn ogen. Uiteindelijk laat hij mijn polsen los. Hij zucht, een diep, lang, verslagen geluid. Het is niet het geluid van iemand die zijn zin krijgt, maar van iemand die zich overgeeft. “Eén uur,” zegt hij, zijn stem is nu vlak, zakelijk. “We gaan één uur. En als ze ook maar één verkeerde opmerking maakt, of als ik zie dat je je ook maar een seconde niet op je gemak voelt, dan zijn we weg. Onmiddellijk. Afgesproken?” De opluchting is zo groot dat ik bijna duizelig word. Ik knik snel. “Afgesproken.”
Hij kijkt me nog een laatste keer aan, een complexe mix van verlangen en teleurstelling in zijn ogen. Dan buigt hij zich voorover en kust me. De kus is anders. De tedere genegenheid is weg, vervangen door een harde, bezitterige honger. Een kus die de voorwaarden van ons nieuwe, gevaarlijke contract bezegelt. Terwijl ik hem terugzoen, schiet er een koude, heldere gedachte door mijn hoofd, dwars door de opwinding heen: Heb ik er goed aan gedaan hem zo te triggeren? Op het moment zelf voelde het als een overwinning. Een slimme, strategische zet in een spel dat ik dreigde te verliezen. Hij luisterde niet naar mijn argumenten, hij zag alleen zijn eigen, diepgewortelde wantrouwen tegenover Eva. Ik sprak met mijn hart, en hij antwoordde met mijn verleden. Dus sprak ik een andere taal. Een taal die hij, als zeventienjarige jongen vol hormonen, wel moest begrijpen. Ik sprak de taal van de belofte, van de beloning. En het werkte. Ik kreeg mijn zin. Maar de triomf laat een zure nasmaak achter. De sfeer tussen ons is onmiddellijk veranderd. De tedere, gelijkwaardige intimiteit tussen ons is weg. In de plaats daarvan heerst er een nieuwe, jachtige spanning. Zijn laatste kus is niet alleen liefdevol; hij is hongerig, vol verwachting. Ik heb een contract getekend met mijn lichaam als inzet, en hij heeft de voorwaarden gretig aanvaard.
En terwijl ik naar huis fietste, dringt de vreselijke waarheid tot me door. Mijn tactiek… het is niet mijn tactiek. Het is die van Eva. Zij is degene die praat in termen van transacties, van spelletjes en pionnen. Zij is degene die me leerde over de ‘honingpot’, over het uitdelen van kleine beetjes zoetigheid om te krijgen wat je wilt. Ik heb haar cynische wereldbeeld altijd veracht, het gezien als iets kouds en berekenends. En nu heb ik, bij de eerste de beste serieuze test van mijn relatie, precies hetzelfde gedaan. Ik heb mijn eigen intimiteit, mijn eigen verlangen, ingezet als een pasmunt. De gedachte is misselijkmakend. Ben ik zo? Ben ik aan het veranderen in het soort persoon dat ik altijd heb gehaat?
En dan is er de beloning zelf. De belofte die nu als een onzichtbaar contract tussen ons in hangt. Mijn ‘eerste keer’. Iets waar ik zo lang over heb gedroomd en wat ik me zo heb voorgesteld als een speciaal, bijna heilig moment. Iets dat moet voortkomen uit pure, ongeremde liefde en vertrouwen. Nu voelt het als een schuld die ik moet inlossen. Een betaling voor een avondje uit.
Dus, heb ik er goed aan gedaan? Nee. Het voelt verkeerd, goedkoop. Ik heb gewonnen op de korte termijn, maar ik heb iets kostbaars op het spel gezet. Ik heb een stukje van de magie, van de onschuld, ingeruild voor een snelle overwinning. En terwijl ik me klaarmaak voor het feestje vanavond, vraag ik me af wat de uiteindelijke prijs zal zijn.
- - -
Deze reeks is deels autobiografisch. Wil je meer achtergrond bij dit verhaal? Abonneer je dan op de nieuwsbrief. Aanmelden kan door me een mail te sturen. Mijn mailadres vind je op mijn profiel.
Woensdagochtend. De gangen van de school zijn een kolkende rivier van luidruchtige leerlingen, en ik probeer er zo onopvallend mogelijk doorheen te navigeren. Mijn hoofd is nog steeds chaos door de bekentenissen en de vreemde vriendschap mij en Eva. Ik ben zo in gedachten verzonken dat ik haar pas opmerk als ze recht voor me staat en de mensenstroom om ons heen leidt. “Deze middag,” zegt ze, zonder enige vorm van begroeting. Haar stem is zakelijk, direct. “Komen we om twee uur samen in de bibliotheek. We beginnen aan die opdracht.”
Het woord ‘bibliotheek’ is een sleutel die een deur in mijn hoofd opent die ik liever gesloten had gehouden. Onmiddellijk flitst er een beeld door mijn gedachten. Geen volledig verhaal, maar een sensorische snapshot: de geur van oud papier, de harde ruggen van boeken die in mijn rug drukken, de verrassende hitte van Eva haar lippen, de schaduwen in het gangpad. Ik voel een blos naar mijn wangen kruipen. “O-oké,” stotter ik. Ik haat de verraderlijke trilling in mijn stem.
Eva’s ogen vernauwen zich. Ze heeft het gehoord. Ze heeft het gezien. Een kleine, bijna onzichtbare, wetende glimlach speelt om haar lippen voordat ze zich omdraait en weer verdwijnt in de menigte. Ik blijf achter. Mijn hart bonst. Ik voel me plotseling weer net zo blootgesteld als toen.
--
Die namiddag voelt de stilte van de bibliotheek drukkend. Ik zit samen met Kathleen en Martine aan een grote, vierkante eiken tafel. De sfeer is ongemakkelijk, een broeierige mix van afwachting en nervositeit. We wisselen wat beleefdheden uit over het weer en de saaie les van daarnet, maar het zijn lege woorden die de stilte nauwelijks vullen. We wachten allemaal op de komst van onze onwaarschijnlijke groepsleidster: Eva.
Ze is vijftien minuten te laat. Ze snelt de bib binnen, haar laarzen tikken zelfverzekerd op de linoleumvloer. Ze gooit haar tas met een nonchalante klap op tafel en ploft neer op de laatste lege stoel. “Goed, hier ben ik dan,” zegt ze. Heel even kijkt ze ons om de beurt aan, haar blik scherp en vol energie. “Laten we één ding afspreken. We gaan het dus NIET hebben over de Bestorming van de Bastille, de onthoofding van de koning of de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger.” Ze trekt een vies gezicht. “Dat is oersaai en dat doet de rest van de klas al. Wij gaan voor de juice.”
Kathleen en Martine knikken braaf, een beetje geïntimideerd. Ik zeg niets, maar een vonk van nieuwsgierigheid wordt in me aangewakkerd. Eva schuift een zwaar geschiedenisboek naar het midden van de tafel en slaat het open. Haar vinger, met perfect gelakte nagel, tikt op een afbeelding van een overdadig, bijna vulgair diamanten halssnoer. “We gaan het hierover hebben,” verklaart ze. “De diamanten halsketting-affaire.”
Ze begint te vertellen, niet als een leerling die een onderwerp voorstelt, maar als een roddeljournaliste die een sappig, vergeten schandaal oprakelt. Ze praat over een meesteroplichter, een ijdele, geile kardinaal, en een koningin met een gigantisch imagoprobleem. Haar ogen fonkelen terwijl ze het complot uit de doeken doet, vol vervalste brieven, geheime nachtelijke ontmoetingen en een peperduur juweel dat in het niets verdween. Kathleen hangt aan haar lippen, haar mond half open van verbazing. Martine, de meest voorzichtige van ons twee, fronst haar wenkbrauwen. “Maar… is dat wel een belangrijk genoeg onderwerp? Mevrouw De Vries had het over een ‘keerpunt’. Dit staat amper in ons handboek.”
“Natuurlijk is het belangrijk,” kaatst Eva terug, haar stem vol overtuiging. Ze leunt naar voren, haar blik intens. “Het gaat niet om dat stomme halssnoer, Martine. Het gaat om het verhaal erachter. Dit schandaal heeft de reputatie van de koningin volledig vernietigd, nog voor er één druppel bloed had gevloeid. Het was fake news avant la lettre. Een perfect voorbeeld van hoe een leugen, mits goed verpakt, een heel regime ten val kan brengen. Als dat geen keerpunt is, weet ik het ook niet meer.” Kathleen en Martine kijken haar met open mond aan, duidelijk overdonderd door haar zelfvertrouwen en de onconventionele invalshoek. Ze zijn om.
Ik ben al die tijd stil geweest, gefascineerd. Niet alleen door het bizarre verhaal, maar vooral door de manier waarop Eva het vertelt. De passie, de scherpzinnige analyse van de manipulatie, de focus op de machtsspelletjes. Dit is haar wereld. Ze begrijpt de dynamiek van bedrog en reputatie op een manier die mij tegelijkertijd afstoot en intrigeert. Ik voel een lichte huivering als ik denk aan de bibliotheekscène van een paar dagen geleden; dit is dezelfde strategische, bijna roofdierachtige intelligentie, maar nu wordt ze voor ons ingezet, in plaats van tegen mij.
Nadat ze Kathleen en Martine volledig heeft ingepakt, valt haar blik op mij. De speelse, dominante uitdrukking verdwijnt en maakt plaats voor een serieuze, vragende blik. De rest van de wereld, de andere twee meisjes, de bibliotheek, lijkt even te vervagen. Het is een stille vraag, alleen voor mij bestemd. En? Wat vind jij ervan? Ben je mee?
Ik denk aan het verhaal van de onschuldige koningin die veroordeeld werd door het volk. Ik zie de parallellen met mijn eigen, kleine, onbelangrijke leven. Ik denk aan de weddenschap van Carl en Els, een complot dat achter mijn rug werd gesmeed. Ik denk aan de roddels, de leugens, de manier waarop een gefabriceerd beeld een eigen leven kan gaan leiden, totdat niemand meer geïnteresseerd is in de waarheid. Ik begrijp, op een diep, persoonlijk niveau, hoe het voelt om veroordeeld te worden voor iets wat je niet bent. En voor het eerst sinds we dit onwaarschijnlijke groepje hebben gevormd, voel ik een vonk van oprechte, onvervalste interesse. Dit is meer dan een spreekbeurt.
Langzaam knik ik. Een kleine, tevreden glimlach verschijnt op Eva’s gezicht. De alliantie is gesmeed. “Oké, perfect,” zegt ze, en ze klapt in haar handen. De zakelijke toon is terug. “Dan doen we het zo. Martine, jij en Kathleen verzamelen de harde feiten: data, namen, en vooral de beelden. Zorg voor lelijke portretten, ik wil dat die kardinaal eruitziet als de idioot die hij was.”
“En Leen?” vraagt Kathleen. Eva’s blik wordt weer zacht als ze naar mij kijkt. “Leen is de storyteller. Zij duikt in de brieven, de dagboekfragmenten, de getuigenissen. Ik wil de pijn, de vernedering. Maak het persoonlijk. Maak dat de klas de onrechtvaardigheid voelt.” Ik knik opnieuw, een vreemd gevoel van verantwoordelijkheid en opwinding borrelt in me op.
“Iedereen werkt de komende dagen aan zijn deel,” concludeert Eva, “en dan komen we zaterdagochtend bij mij thuis samen om alles in elkaar te gooien tot één geheel, oké?” Iedereen knikt. Na nog een uur van brainstormen en het verdelen van de boeken zijn we klaar. Kathleen en Martine ruimen hun boeken op. Ze mompelen een “Tot zaterdag” en verdwijnen dan snel tussen de boekenrekken, me alleen achterlatend met Eva. De sfeer aan de tafel verandert onmiddellijk. De schoolse spanning van de vergadering maakt plaats voor iets anders, iets persoonlijkers en veel geladener. Ik voel de echo van onze eerdere interacties in de stilte hangen. Ik begin ook mijn spullen in mijn tas te proppen, mijn gedachten al volledig bij Carl. Ik verlang ernaar om te ontsnappen aan deze intense, verwarrende dynamiek en me onder te dompelen in de eenvoudige, veilige warmte van zijn aanwezigheid.
“Wacht even,” klinkt de stem van Eva, net als ik aanstalten maak om op te staan. Ik kijk op. “Mijn ouders zijn niet thuis vanavond,” zegt ze, op een toon die tegelijkertijd nonchalant en veelbetekenend is. “Geen zin om bij mij thuis te chillen? Michele en Kristel komen ook. En Gert en Pieter waarschijnlijk ook.” De namen slaan in als kleine schokjes. Michele en Kristel. Gert en Pieter. Dat is niet zomaar een groepje. Dat is haar groepje. De A-lijst. De onaantastbaren die ik al jaren observeer vanop een veilige, onzichtbare afstand. Een uitnodiging om hun wereld te betreden.
Ik aarzel. Een oorlog breekt los in mijn hoofd. Het eerste, instinctieve antwoord is een volmondige ‘nee’. Een deel van mij wil schreeuwen dat ik al plannen heb, dat ik naar huis moet, eender welke leugen om hier onderuit te komen. De gedachte alleen al om in een kamer te zitten met die mensen, om hun perfecte, zelfverzekerde wereld binnen te stappen, bezorgt me een koud, misselijk gevoel. Wat moet ik in godsnaam tegen hen zeggen? Ze gaan me met de nek aankijken, me uitlachen. Ik pas daar niet.
Maar dan is er een andere stem, een nieuwe, gevaarlijkere stem die de laatste tijd steeds luider wordt. Die stem fluistert dat ‘nee’ zeggen de veilige, maar ook de seutige optie is. De Leen van vroeger zou ‘nee’ zeggen. De Leen van vroeger zou zich verschuilen achter een avondje met haar vriendje. En dat is het. Ik had eigenlijk met Carl afgesproken. Dat is mijn perfecte, waterdichte excuus. Maar wil ik dat wel? Een deel van mij, een nieuwsgierig, bijna masochistisch deel, wil wel kennismaken met Eva’s leefwereld. Ik wil zien hoe ze is als ze omringd is door haar vrienden. Ik wil, al is het maar voor één avond, een glimp opvangen van die andere, onbereikbare wereld.
Eva ziet de strijd op mijn gezicht. Ze leunt naar voren, haar blik is scherp en ze doorziet me volledig. Dan, alsof het de meest voor de hand liggende oplossing ter wereld is, zegt ze: “Waarom breng je Carl niet gewoon mee?” De woorden zijn een openbaring. De spanning in mijn schouders verdwijnt. De knoop in mijn maag ontspant zich. Het is de perfecte oplossing. De briljante, simpele uitweg uit mijn dilemma. Ik hoef niet te kiezen. Ik kan mijn veilige haven, Carl, meenemen in dit nieuwe, onbekende avontuur.
Een brede, oprechte glimlach breekt door op mijn gezicht. Ik voel mijn ogen stralen. “Dat is een topidee.”
--
Een halfuurtje later sta ik bij Carl voor de deur. Ik adem diep in en probeer de chaos van het afgelopen uur van me af te schudden. Mijn vinger zweeft even boven de deurbel, een laatste moment van aarzeling, en dan druk ik. Het geluid is schel en luid in de namiddagstilte. Ik hoor gestommel, dan voetstappen die dichterbij komen. Het slot klikt en de deur zwaait open.
Carl staat in de opening. Hij draagt een simpel, zwart t-shirt en een afgewassen jeans. Hij leunt nonchalant tegen de deurpost, zijn ene enkel rustend over de andere, een kleine, lome glimlach op zijn gezicht. Hij rent niet op me af, hij trekt me niet naar binnen. Hij blijft gewoon staan, kalm en zelfverzekerd, en neemt me in zich op. Zijn ogen ontmoeten de mijne, en op dat moment smelt de nonchalante houding weg in de warmte van zijn blik. De manier waarop zijn gezicht oplicht als hij me ziet, stuurt een golf van pure, vertrouwde genegenheid door me heen. Dit, realiseer ik me met een plotselinge, overweldigende helderheid, is mijn veilige haven.
Hij duwt zich af van de deurpost, de korte afstand tussen ons overbruggend. “Hey,” zegt hij zacht. “Hey,” antwoord ik. Hij trekt me in zijn armen. Zijn omhelzing is stevig en warm, en ik laat me erin wegzakken. Ik begraaf mijn gezicht in de holte van zijn nek. Ik adem zijn geur in, een vertrouwde mix van hemzelf en de vage geur van wasmiddel. Hij drukt een lange, zachte kus op mijn mond, een kus die niet veeleisend of gehaast is, maar die voelt als thuiskomen.
“En,” vraagt hij, terwijl hij me nog steeds vasthoudt, “hoe verliep het schoolwerk?”
“Best leuk, eigenlijk,” reageer ik, mijn stem een beetje gedempt. Ik geniet nog even van het moment, van de simpele, ongecompliceerde vraag. “Eva weet echt van aanpakken. Na een uur was alles al beslist en verdeeld.” Ik voel hem een beetje verstijven. Hij laat me los, maar houdt mijn schouders vast en kijkt me onderzoekend aan. “En wie heeft alles beslist? Jullie samen, of gewoon Eva?” Zijn toon is voorzichtig, maar de onderliggende kritiek is onmiskenbaar. Hij vertrouwt haar niet. Geen seconde. “Niet zo kritisch,” lach ik, en ik probeer de opkomende spanning weg te wuiven. “Het idee was van haar, maar we hebben er samen over beslist. Het is echt een cool onderwerp.”
“Oké dan,” zegt hij, maar hij klinkt nog niet overtuigd. Hij trekt me weer dichterbij, zijn humeur wordt lichter. “Zin om die hele Franse Revolutie te vergeten en gewoon wat muziek te luisteren op mijn kamer? We kunnen pizza bestellen.” De uitnodiging is als een warme, comfortabele deken. Zijn kamer, onze bubbel, pizza, en geen ingewikkelde sociale codes. De perfecte avond. En toch…
“Daar wou ik het net over hebben,” reageer ik, en ik voel me onmiddellijk ongemakkelijk.
Hij trekt een wenkbrauw op.
“Eva… ze heeft ons gevraagd voor een feestje. Bij haar thuis vanavond.” Ik zeg het snel, alsof de woorden minder pijn doen als ze er sneller uitkomen.
Carl laat me abrupt los en zet een stap achteruit. Zijn glimlach is verdwenen. “Je hebt toch ‘nee’ gezegd, hoop ik?”
“Nee. Het lijkt me wel leuk.”
Hij kijkt me met open mond aan, een blik van puur ongeloof op zijn gezicht. “Leen, we hebben het over Eva. Jouw vijand, weet je nog? Het meisje dat je jarenlang heeft gepest.”
“Was mijn vijand,” corrigeer ik hem zacht. “We hebben het uitgepraat. Ze valt echt goed mee, Carl.”
“Uitgepraat?” Hij lacht, een kort, bitter geluid. “Je praat een messteek in je rug ook niet zomaar uit. Ik snap dit niet. Na alles wat ze je heeft aangedaan.”
“Toe, Carl, doe dit voor mij.” Mijn stem is een smeekbede. “Ik wil dit proberen. Ik wil haar vrienden leren kennen.” Ik pak zijn hand, een wanhopige poging om hem fysiek te overtuigen, om hem aan mijn kant te trekken. Hij trekt zijn hand niet meteen weg, maar ik voel de spieren in zijn arm zich aanspannen. Zijn blik blijft hard, onvermurwbaar. “Ik ben niet gek, Leen.” Zijn stem is laag en ernstig, zonder enige ruimte voor discussie. “Denk even na. We hebben het over haar. Het meisje dat je leven tot een hel heeft gemaakt. Je was er jarenlang kapot van. En nu wil je gezellig gaan chillen in haar huis? Ik ga daar niet als een of andere idioot een colaatje staan drinken en toekijken hoe ze je weer in een of ander ziek spelletje trekt.”
Zijn woorden zijn logisch. Onverbiddelijk. En het voelt alsof hij een muur tussen ons optrekt, steen voor steen. Ik voel de grond onder mijn voeten wegzakken. Ik verlies dit argument, en erger nog, ik verlies hem. De frustratie borrelt in me op, heet en bitter. “Het gaat niet om haar, het gaat om mij!” zeg ik, mijn stem nu trillend van ingehouden emotie. “Ik wil niet meer het meisje zijn dat bang is, dat zich altijd verstopt. Ik wil dit proberen, voor mezelf. En ik wil dat jij erbij bent.”
“Er zijn duizend andere manieren om dat te bewijzen,” kaatst hij terug, en hij laat mijn hand los, zet een kleine stap achteruit. De afstand voelt als een kloof. “Maar niet bij haar. Niet in haar huis. Ik vertrouw haar voor geen meter, Leen. En ik laat niet toe dat ze je opnieuw pijn doet.”
De paniek slaat toe. Hij begrijpt het niet. Hij gaat nee zeggen. Hij gaat weglopen en ik zal alleen moeten gaan, of, erger nog, ik zal niet durven gaan en weer de lafaard zijn. De gedachte is ondraaglijk. En op dat moment, uit pure wanhoop, borrelt er een ander idee op. Een gevaarlijk, glibberig idee. Het voelt verkeerd, manipulatief… het voelt als iets wat Eva zelf zou doen. En ik haat mezelf erom, maar de angst om hem te verliezen is groter.
Ik zet de stap die hij achteruit deed weer naar voren, de kloof dichtend. Ik kijk hem niet langer smekend aan, maar met een nieuwe, onbekende intensiteit. Mijn stem wordt een verleidelijke, hese fluistering. “En als… als je er iets heel leuks voor terugkrijgt?”
Hij kijkt me aan, zijn ogen vernauwen zich onmiddellijk. De bezorgdheid maakt plaats voor argwaan. Ik leg mijn handen op zijn borst, voel de stevige, snelle hartslag onder mijn handpalmen. Ik voel hoe zijn lichaam zich aanspant onder mijn aanraking. “Een hele, héle mooie beloning.” Ik kijk hem diep in de ogen. “Als jij vanavond voor mij meegaat naar die heksenketel, dan beloof ik je… dat je er absoluut geen spijt van krijgt.”
Ik zie de strijd in zijn ogen. De logica en de beschermende woede vechten tegen de pure, onvervalste lust die mijn woorden en mijn aanraking opwekken. Hij pakt mijn polsen vast, zijn greep is stevig, bijna pijnlijk. “Leen, doe niet zo,” zegt hij, zijn stem is schor. “Dit is geen spelletje. Stop daarmee.” Hij klinkt niet boos, maar teleurgesteld. En dat doet meer pijn dan zijn woede. Maar ik kan nu niet meer terug. Ik heb mijn kaarten op tafel gelegd. Ik leun dichterbij, tot onze lippen elkaar bijna raken. “Ik meen het, Carl. Ik wil dit. En ik wil dat jij erbij bent.”
Het duurt een paar lange, stille, ondraaglijke seconden. Ik zie hoe hij worstelt met zichzelf. Hij kijkt naar mijn mond, dan weer naar mijn ogen. Uiteindelijk laat hij mijn polsen los. Hij zucht, een diep, lang, verslagen geluid. Het is niet het geluid van iemand die zijn zin krijgt, maar van iemand die zich overgeeft. “Eén uur,” zegt hij, zijn stem is nu vlak, zakelijk. “We gaan één uur. En als ze ook maar één verkeerde opmerking maakt, of als ik zie dat je je ook maar een seconde niet op je gemak voelt, dan zijn we weg. Onmiddellijk. Afgesproken?” De opluchting is zo groot dat ik bijna duizelig word. Ik knik snel. “Afgesproken.”
Hij kijkt me nog een laatste keer aan, een complexe mix van verlangen en teleurstelling in zijn ogen. Dan buigt hij zich voorover en kust me. De kus is anders. De tedere genegenheid is weg, vervangen door een harde, bezitterige honger. Een kus die de voorwaarden van ons nieuwe, gevaarlijke contract bezegelt. Terwijl ik hem terugzoen, schiet er een koude, heldere gedachte door mijn hoofd, dwars door de opwinding heen: Heb ik er goed aan gedaan hem zo te triggeren? Op het moment zelf voelde het als een overwinning. Een slimme, strategische zet in een spel dat ik dreigde te verliezen. Hij luisterde niet naar mijn argumenten, hij zag alleen zijn eigen, diepgewortelde wantrouwen tegenover Eva. Ik sprak met mijn hart, en hij antwoordde met mijn verleden. Dus sprak ik een andere taal. Een taal die hij, als zeventienjarige jongen vol hormonen, wel moest begrijpen. Ik sprak de taal van de belofte, van de beloning. En het werkte. Ik kreeg mijn zin. Maar de triomf laat een zure nasmaak achter. De sfeer tussen ons is onmiddellijk veranderd. De tedere, gelijkwaardige intimiteit tussen ons is weg. In de plaats daarvan heerst er een nieuwe, jachtige spanning. Zijn laatste kus is niet alleen liefdevol; hij is hongerig, vol verwachting. Ik heb een contract getekend met mijn lichaam als inzet, en hij heeft de voorwaarden gretig aanvaard.
En terwijl ik naar huis fietste, dringt de vreselijke waarheid tot me door. Mijn tactiek… het is niet mijn tactiek. Het is die van Eva. Zij is degene die praat in termen van transacties, van spelletjes en pionnen. Zij is degene die me leerde over de ‘honingpot’, over het uitdelen van kleine beetjes zoetigheid om te krijgen wat je wilt. Ik heb haar cynische wereldbeeld altijd veracht, het gezien als iets kouds en berekenends. En nu heb ik, bij de eerste de beste serieuze test van mijn relatie, precies hetzelfde gedaan. Ik heb mijn eigen intimiteit, mijn eigen verlangen, ingezet als een pasmunt. De gedachte is misselijkmakend. Ben ik zo? Ben ik aan het veranderen in het soort persoon dat ik altijd heb gehaat?
En dan is er de beloning zelf. De belofte die nu als een onzichtbaar contract tussen ons in hangt. Mijn ‘eerste keer’. Iets waar ik zo lang over heb gedroomd en wat ik me zo heb voorgesteld als een speciaal, bijna heilig moment. Iets dat moet voortkomen uit pure, ongeremde liefde en vertrouwen. Nu voelt het als een schuld die ik moet inlossen. Een betaling voor een avondje uit.
Dus, heb ik er goed aan gedaan? Nee. Het voelt verkeerd, goedkoop. Ik heb gewonnen op de korte termijn, maar ik heb iets kostbaars op het spel gezet. Ik heb een stukje van de magie, van de onschuld, ingeruild voor een snelle overwinning. En terwijl ik me klaarmaak voor het feestje vanavond, vraag ik me af wat de uiteindelijke prijs zal zijn.
- - -
Deze reeks is deels autobiografisch. Wil je meer achtergrond bij dit verhaal? Abonneer je dan op de nieuwsbrief. Aanmelden kan door me een mail te sturen. Mijn mailadres vind je op mijn profiel.
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10